Erfgoedforum Brugge
De blekerij Jacques Bekemans C8/39, Oostmeers 105, Oostmeers 107,
Huis Pierre Van Damme en de molens
De Blekerij Bekemans C8/39 in de Oostmeers in Brugge

Op de hoek van de Oostmeers en de Dr Jozef Sebrechtsstraat staat er een prachtig gerestaureerd compleks bestaande uit een woonhuis (Oostmeers 107) en het huis Burgemeester Pierre Vandamme (Oostmeers 105)

De oorsprong van dit merkwaardig complex begint bij de geschiedenis van het bleken van het linnen en van de blekers met hun gezinnen. Het gaat meestal in de beginne althans om eenvoudige burgers maar sommigen hebben zich opgewerkt naar de hogere burgerij door de modernisering van het bleken en het wassen en hebben mee de geschiedenis van Brugge bepaald.

Op de kaart van Marcus Gerards van 1562 bemerken we een huis (1) aan de kruising van de Oostmeers met de verbindingsgracht tussen de Reie aan het Begijnhof en de Capucienenrei. In 1580 staat het bekend als een huis en blekerij aan het brugje en is dan het eigendom van de bleker Jacques Slos (sestendeel OLV 615),

(voor uitleg over dit nummersysteem met de sestendelen, zie de webpagina "de blekerijen algemeen" klik hier) om direct op de webpagina te komen).
Het brugje slaat op het brugje (1)waar de verbindingsgracht de Oostmeers kruist. Rechts van de gracht langs de Oostmeers is er een poortje dat "het Koegat" (2) genoemd werd
( "gat" in die tijd betekende poort cfr engels "gate") (in het frans werd die straat passage du Beguinage genoemd). Een beetje verder bemerk je een torentje waarin zich een afsluitkraan bevindt van de moerbuis die naar het Sint-Janshospitaal loopt (de kaart van Marcus Gerards toont heel wat details)

Het omcirkelde huis helemaal links (4) recht tegenover de straat die toen en nu de Garsoensstraat wordt genoemd maar tijdens de Franse bezetting de Jagerstraat (rue des chasseurs) is "het Gheestkin" genoemd (sestendeel OLV 605). Het huis wordt later samengevoegd met de tussen 1562 en 1580 gebouwde huisjes OLV 606 t.e.m. OLV 614 en is in 1580 eigendom van Jan de Meestere. In 1593 komen ze in handen van de blekerij Jacques Slos, die woont op het perceel OLV 615..

Zie hieronder de kaart van Marcus Gerards in een grotere context. We herkennen het huis het Gheestken en het Koegat. Later in ons verhaal komen we uiteraard ook het Begijnhof tegen. Onder het Koegat op de kaart ligt het Eiland, wat dan nog bijna een echt eiland is tussen het Capucienenreitje, de verbindingsgracht en een straatgracht langs de onbebouwde oostkant van de Oostmeers. De straat die er doorloopt werd het Eiland (= Eilandstraat) genoemd. Op de verbinding van het Capucienenreitje met de ringvaart ligt het speitje met de saskom. In het Speitje bevindt zich de watermolen van "het Koegat". Verder staat de windmolen "de Wijngaard" die in 1866 afgebroken wordt om plaats te maken voor het goederenspoor. De Eilandstraat loopt nog door over het Capucienenreitje naar de Begijnenvest. (voor uitgebreide uitleg zie verder)

In de loop van de jaren tussen 1562 en 1580 werd het deel van de Oostmeers ten noorden van het huis OLV 615 volgebouwd met 9 kleine huisjes (Sestendeel OLV/ 0606 t.e.m. OLV /614).

Via een inbeslagname en een aantal financiële plichtplegingen komen de 9 huisjes en het huis OlV/0605 in 1593 in handen van de bleker Jaccques Slos. Rond 1600 bekomen de erfgenamen van Jacques Slos in het bezit van de 11 huizen inclusief het blekershuis OLV/0615. Ten slotte wordt dit geheel in 1684 en 1688 verkocht aan de "infirmerie" van de Wijngaard (Begijnhof)via Michiel Vander Plancke van de infirmerie. De "Infirmerie" is een aparte instelling van het Begijnhof die vooral de zakelijke beslommeringen van het Begijnhof behartigt, in eerste instantie ten behoeve van ziekelijke begijnen, vandaar de benaming "Infirmerie".

Steven Hollebeke pacht op dat moment de blekerij. Het bleekhuis,spoelhuis en ander toebehoorten worden na de verkoop verder gepacht door Steven Hollebeke. Het Begijnhof blijft eigenaar tot 1789 via De "Infirmerie" . Tijdens de Franse bezetting wordt het Begijnhof geintegreerd in het Bestuur der Burgelijke Godshuizen (BBG). Maar het Begijnhof blijft een relatieve onafhankelijkheid bewaren, zodat de "Infirmerie" nog een tijd door kan werken. De "infirmerie" staat in voor het verpachten en onderhouden van de vele eigendommen van het Begijnhof zo ook de blekerijen. We zullen zien dat de Infirmerie en de BBG toch moeite zullen hebben om de pachtcontracten met de blekerijen te beëindigen wanneer die blekerijen de plaats moeten maken voor het nieuwe gebouw van de Zusters vn Liefde rond 1880, ontworpen door arcitect Delacenserie .

We hebben nog niet in de archieven van het Begijnhof kunnen nagaan wat er gebeurd is tussen 1688 en 1811 (de eerste kadasterkaarten) ) met die huisjes en die blekerij (bemerk dat die blekerij op de hoek bezuiden van de verbindingsgracht ligt).

Om de kadasterplannen en huisnrs te begrijpen is enige kennis nodig van adresseringssystemen van de huizen (bevolkinsregister) en van de nummering van de eigendommen (kadasterregister) .
(zie hiervoor link naar de webpagina "blekerijen algemeen"
klikhier .)

Een weergave van een deel van het kadasterplan uit 1811 van de streek rond het Begijnhof.

Een groter detail hieronder uit die kadasterkaart van 1811 . Daar de kadasternummers en huisnummers moeilijk te lezen zijn op die kaart geven we verder nog eens daaronder een detail met de vermelde nrs. uit de kadasterkaart van Popp 1865 (de huisnrs blijven onduidelijk en daarom zijn die nog eens extra bijgetypt).

zie ellips bovenaan

Het huis Gheestken OLV/0605 (bovenaan) is nu ingekapseld in een afzonderlijk perceel met het nieuw kadasternr C-1000 en huisnr C8/37. Dit huis ligt aan een stadsgracht die verbinding maakt met de begijnhofringracht. (Die stadsgracht is nu de doorgang van de parking Wevershof naar de Oostmeers).

Aan de andere kant van die gracht staat een huis met kadasternr C-1001 en huisnr C8/36. We zien dat de huisjes OLV/606 t.e.m. OLV/0614 verdwenen zijn en plaats hebben gemaakt voor een grote bleekweide met kadasternr C-999. (detail zie kaartje hier links )

zie ellips onderaan

Aan de verbindings gracht is het blekershuis OLV/0615 verdwenen en is er een kleine constructie in de plaats. Aan de andere kant van de gracht staat nu een nieuw blekerscompleks met kadasternrs C-672, C-672bis en C-673 met resp. huisnr C8-39 en C8-38 met ernaast een bleekweide (detail zie kaartje hier rechts onder)

 

Een van de voornaamste blekersfamilies in Brugge in de 19de en 20ste eeuw is de familie Bekemans

Jacobus Ignatius Bekemans

Het begint allemaal met Jacobus Ignatius Bekemans, geboren te Brugge in 1761. Jacobus Ignatius trouwt rond 1780 met Barbe Vanden Broucke. Barbe werd geboren in 1757.
Voor 1812 woonde het echtpaar in de Westmeers nr 96 C6/18, Jacobus Ignatius werkte als wever (tisserand) en brengt het tot meester kleermaker. Ze krijgen 9 kinderen maar 7 van de 9 worden niet ouder dan 1 jaar (!). In 1812 verhuizen ze naar de Westmeers , C4/50. Dit is de plaats waar later de Congregratie van de Germana wordt opgericht in de jaren 1880 (zie " Westmeers De Germana, " klik hier ) en waarin dan de bond Moyson en bibliotheek Lode Zielens zich in de 20ste eeuw vestigde en waar nu de buurt stadsbibliotheek is.

In 1814 wordt Jacobus vermeld als "vendeur de bière" later ook als herbergier. De precieze reden voor de verandering van beroep kennen we niet. Barbe sterft in 1820.

Jacobus Ignatius hertrouwt in 1821 met Maria Verleye, haar beroep wordt vermeld als kantwerkster, later als huishoudster. Maria werd geboren in 1800. Jacobus verhuist op het einde van zijn leven nog 2 maal: in 1838 naar de Westmeers nr 82 C6/32 , C-1563 en in 1840 naar de Westmeers nr 35 C7/77 C-1526 (46?) . Het zijn kleine werkmanshuisjes, waarbij hij telkens vermeld wordt als werkman. Hij sterft er in 1840. Wanneer Maria sterft in 1850 in de Westmeers C4/50 wordt hij herdacht als herbergier.

Hij is niet degene die de Bekemans blekerijen heeft gestart maar is wel de stamvader van de Blekersfamilie. Jacob Ignatius en Maria Verleye kregen 8 kinderen. Het is hun zoon Jacobus Josephus die de blekerijtraditie zal starten.

Wie zijn de blekers die vóór Jacobus Josephus in de Meersenbuurt werkzaam waren en meer specifiek op het domein C8/39 (het woonhuis en strijkhuis) en C8/38 (het looghuis), wat nu samengevoegd Oostmeers 107 is.

In de bevolkinsregister 1790-1812 vinden we Pierre Dupon(t) op C8/39 waar hij woont (als adres wordt vermeld Begijnhof 13) en C8/38 (looghuis) waar hij werkzaam is. Hij is in 1756 geboren en getrouwd met Anne Desoutere. Hij overlijdt in 1810(????). Zij krijgen 6 kinderen (Pierre °1790, Jacques °1792, Jeanne °1793, françois °1794, Marie °1796, Albert °1797). De familie verhuis in 1813.

Zijn opvolger, nog in januari 1813, is de bleker Pierre Banckaert (zoon °1780) die met Jeanne Warnier (°1788) getrouwd is. Ze blijven er niet lang en ze verhuizen al in december 1813 naar de Arsenaalstraat nr 16 (C11/56) naar de bleekweiden ten zuiden van de Bogarden waar het Bakkersreitje loopt. (zie klik hier. Is die snelle verhuis van de familie Banckaert een deel van een overeenkomst om de weg voor te bereiden voor de zoon Pierre Dupont (°1790), die er komt wonen in 1814.. Hij is getrouwd met Genevieve de Tilly (°1792). Ze komen van de Kalvariebergstraat C11/6, nr 12 (waar er ook bleekweiden zijn).

Ze krijgen een zoon Charles in 1814. Ze verhuizen in 1821 naar de Jan Van Eyckplaats nr 4. Volgens het bevolkingsregister wordt Pierre later als verdwenen vermeld in Lille. Wat is er gebeurd?

Dan komt in 1821 de blekerfamilie Johan Krekelberghe (°1784) er wonen. Ze komen uit de Zonnekmeers nr 21 (nu nr 33). Daar zijn ook bleekweiden die vallen onder het beheer van het Begijnhof . (zie "blekerij Van Vyve Pierre, Zonnekemers" klik hier om direct op de pagina te komen). Johan is getrouwd met Sabbe Françoise (°1783). Ze krijgen 6 kinderen (Jean °1809, Marie Thérèse °1813, Marie Anne °1816 , Mathilde °1818 , Joseph °1820, Desiderius °1823 , Louis °1827) . Françoise Sabbe sterft in 1846, Het gezin verlaat het huis in 1852 een beetje in alle richtingen. Johan en dochte Marie-anne verhuizen naar C3/57 het "Hoogste van Brugge" nr10. Zijn beroep wordt dan geduid als "bijzondere' wat zoveel betekent als particulier (zelfstandige, rentenier of zonder beroep)

Tenslotte komen in 1852 de families Pick en Bekemans in het huis C8/39 wonen . Ze komen uit het huis C5/56 aan de Begijnenvest, die in die tijd doorlliep tot de Boeveriestraat. Dat huis moet verdwijnen voor de spoorweguitbreiding naar het westen en Kortrijk . Het is belangrijk voor het verder verloop van het verhaal over Jacobus Joseph Bekemans om dieper in te gaan op de periode van het verblijf in huis C5/56.

Hieronder een uittreksel uit het bevolkingsregister op het adres Begijnenvest C5/56 met de naam van de mensen die in dit huis bij het gezin Pick gaan wonen. Het is niet vreemd dat die intrek in 1847 gebeurt omwille van het innemen van de bleekweiden ten zuiden van het Sint-Juliaangasthuis voor de nieuwe spoorverbinding met het westen en Kortrijk.
Jacobus Josephus Bekemans (°1823) komt ook op de lijst voor. Het valt op dat Hypolyte Pick en Jacques leeftijdsegnoten zijn en terzelfdertijd komen inwonen en dat ze beiden vermeld worden als kleermaker zoals ook de broer van Hypolyte, Joannes Pick °1786. Het is waarschijnlijk de bedoeling dat beiden de stiel zouden leren, Jacques Bekemans zou daarmee in de voetstappen van zijn vader treden die het tot meester kleermaker bracht.



We merken op dat er ook een bleker inwoont : Derudder Domenicus geboren in 1781 die samen met familie Pick vanuit de Boeveriestraat is ingetrokken in het huis C5/56 op 18 september 1847.

In het huis aan de Begijnenvest/boeveriestraat wordt hij later vermeld als hulpbleker. Blijkbaar heeft Derudder hem overtuigd om de kleermakersstiel op te geven. Jacobus Josephus wordt ondertussen verliefd op Maria Pick, (°1825) de dochter van Norbert Pick en trouwt haar in 1851. Maria Pick wordt dan vermeld als strijkster. Behalve Derudder verhuizen allen in 1852 mee naar C8/39.. De verhuis wordt gezegend met een dochter Mary °1852 en zoon Louis °1853, later komen er nog heelwat kinderen bij. (Zie later in het bleekhuis C8/39)
Norbert Pick de molenaar (°1783) sterft in 1853 en zijn vrouw Maria Puwé (°1789) in 1864

Voor we verder ingaan op het wedervaren van de familie Jacobus Josephus (die we vanaf nu Jacques zullen noemen) willen we nagaan hoe het zit met de blekerijen in de meersenstreek in die jaren. We beschikken daarvoor over een kadasterkaartje uit 1837 aan de Begijnenvest en rond het Begijnhof.

Het kaartje rond het Begijnhof in 1837.


Rechts is het Begijnhof met er rond de Begijnhofgracht (die Popp in zijn kadasterplan niet tekent maar die er wel al waren)). De grijze zones zijn de bleekweides doorsneden met grachten om het water te scheppen om het linnen nat te houden. De begijnhofgracht sluit aan op de verbindingsgracht tussen bleekweide (3) en (4). De verbindingsgracht verbindt de Reie aan het Sashuis met het Capucienereitje. Aan de andere kant ten zuiden van de verbindingsgracht (links op het kaartje) loopt het Begijnhof nog verder door, zelfs verder dan heden het geval is. Dit gedeelte wordt de "Steert" van het Begijnhof genoemd. Rond 1880-1890 wordt de "Steert" ten dele gesloopt. De zusters van Liefde uit Gent bouwen dan het Gasthuis Sint-Antonius voor bejaarde vrouwen (de latere Minnewaterkliniek) naar het ontwerp van de architect Delacenserie. De zuidelijke bleekweiden van het Begijnhof worden verkocht en ingenomen door de Zusters van Liefde. Ook de molen van Jan Doude langs de Begijnenvest wordt in 1877 gesloopt. Zie de pagina "blekerij Banckaert Antoon , hongersnoodmolen; Fraeyhuis" klik hier

Het zal de lezer niet ontgaan zijn dat het malen met wind of water en dat het bleken met wind of zon tegen het einde van de 19de eeuw hun beste tijd hebben gehad bij het opkomen van de industrialisatie, waardoor molens en blekerijen geleidelijk uit de mode geraken.

Aan de hand van het kaartje en de namenliijst daaronder (vergroot weergegeven) kunnen we de blekers identificeren die hier in 1837 werkzaam zijn en waar ze wonen en het linnen logen en bleken. Bleekweiden zijn altijd te herkennen aan de grachten die het terrein doorsnijden en van waaruit het water geschept wordt om het linnen te besprenkelen.

 

Zie hieronder de kaart uit 1811 van het zuidelijk
deel van het Begijnhof met de aanduiding van de 4 besproken delen (behalve de blekerij van de Zonnekemeers) en met nr 6 en 7. (links de Oostmeers, rechts het Minnewater, boven de verbindingsgracht met een deel van het begijnhof en onder de Begijnenvest)

6. Behalve de 3 blekers hebben we ook de windmolen van Jan Doude (molenhuis C966 (C8/79, begijnhof nr 12 en molen C967, die in 1837
bewoond werd door Pierre Allaert . Molen en huis worden afgebroken ten tijde van de bouw van het Sint-Antoniusgasthuis.

7. De Steert van het Begijnhof : dat zijn de huisjes die ten zuiden van de verbindingsgracht liggen
(westelijk deel: vanaf de verbindingsgracht C 974, nr40, C975 nr41, C976 nr42, C977 nr43?,978 nr44?, oostelijk deel: vanaf het Koegat kant Minnewater C979 nr76, C980 nr75, C981 nr74, C982 nr73,
C985 nr72. De huisjes rond het oostelijk einde van het Koegat moeten eveneens plaats ruimen voor
de aanleg van de gasthuidstraat (de latere Dr.J. Sebrechtsstraat.

 

We identificeren de volgende blekers op de bleekweiden van het begijnhof (grijs gekleurde zones):
(je zult wel het beeld met de namen op het scherm wat moeten vergroten) . De blekerijen worden gepacht aan het Begijnhof, dat eigenaar is van het hele gebied.

Jan Banckaert
1. de Minnewaterblekerij C968 en huis C969 (huisnr C8/77, Begijnhof nr12) tussen Begijnenvest, Minnewater, Begijnhof en het begin van de Koegat. Bij het kadasterplan 1865 blijkt dat huis C869 afgebroken is . De bleekweide C968 werd ondertussen toegevoegd aan de aanpalende blekerij C960 ook gepacht door Jan Banckaert.

2. de Koegatblekerij C970, huis C971 en looghuis C971bis (huisnr C8/78, Begijnhof nr 12)
langs de Begijnenvest , Oostmeers en het Koegat

beide blekerijen verdwijnen met de bouw van het gasthuis Sint-Antonius rond 1880-90

Johan Krekelberghe
3. de Oostmeersblekerij: het huis C972 langs de Oostmeers het latere huis nr 107, (C8/39, Begijnhof nr 13) , het looghuis C972bis (C38/38)en de
bleekweide C973, langs het Koegat, Oostmeers en de verbindingsgracht

4. de bleekweide C-999 en het huis C-1000 (nr C8/37 Begijnhof nr 28), langs de verbindingsgracht, de Oostmeers en Begijnhofgracht .
(het huis C-1000 wordt bewoond door Van Hollemeersch Leonard , wever) De bleekweide C999 werd togevoegd aan blekerij van Krekelberghe.

de volgende blekerij behoort ook toe aan het Begijnhof :

Joseph Vanden Bosch
5. het huis, blekerij en looghuis C 1018, C1019 en C1019bis (C8/17 begijnhof nt 21), langs de Zonnekemeers, de Begijnhofgracht en een stadsgracht (zie verder hiernaast)

Een zicht op het Minnewater met rechts de blekerijhuizen van de familie Banckaert (glasplaat Watteyne ), van een schilderij rond 1750, (bemerk nog de bargeboot die door kon varen naar het Minnenwater via een beweegbaar brugdeel in de Minewaterbrug.)

Een foto rond 1900 aan de achterkant van het gasthuis Sint-Antonius van de zusters van liefde. Het restant van de bleekweiden die vroeger toebehoorden aan het Begijnhof, worden nu gebruikt door de zusters om hun waslinnen te bleken en te drogen.

 

 
Jacobus Joseph Bekemans (Jacques)

Maar nu terug naar Jacques (Jacobus Josephus). Hij is in 1823 geboren in het ouderlijk huis in de Westmeers nr 22 C4/50 kadasternr C-1483a (op hoek van de Obrechtstraat met de Westmeers, de latere Germana en bibliotheek ) en verhuist mee in 1838 met zijn vader en moeder Maria Verleye naar de Westmeers nr 35, C7/77. In 1847 gaat hij inwonen bij Norbert Pick, de molenaar die met zijn gezin langs de Begijnenvest woont op het adres C6/56. (zie hoger) Toen liep de Begijnenvest door tot aan de Boeveriestraat. De kadastersektie "C5" ligt tussen het Sint-Juliaansgasthuis en de Sint-Juliaansgracht. We hebben hoger gezien dat Jacques Bekemans in 1852 met zijn vrouw Marie Pick en hun respectievelijk families verhuizen naar Oostmeers C8/39

Hieronder een uittreksel uit het bevolkingsregister van het jaar 1866 met de bewoners van het huis C8/39. Marie Francisca die geboren werd in 1852 in het jaar van de verhuis naar de Oostmeers staat niet meer vermeld want ze stierf in 1856. Victor Bekemans stierf bij de geboorte .



Ze krijgen 12 kinderen waarvan dus 10 in leven blijven (vet gedrukte namen spelen later nog een rol in de blekersambacht)

- Maria Francisca (°1852*- + 1856)
- Ludovicus (Louis): (°1853-+1925): hij wordt priester in de Maagdenstraat D10
- Emma Elisabeth (°1858-+1940). Zij trouwt in 1881 met Charles Moens (° 1857), Charles is vleeshouwer.
- Ida Augusta(°1855-+1929) Zij volgt haar vader op als blekerin in de latere wasserij-blekerij in de Oostmeers 107. Bij haar dood wordt gemeld: zonder beroep, ongehuwd

- Joannes Petrus (ook genoemd: Jean, Jan, Peter-Jan, Pierre) (°1857-+1937). Hij trouwt met Euphrasia Van Hallemeersch. Hij zal de blekerij in de Aarsenaalstraat uitbaten.

- Agatha (°1858- ): verder geen gegevens beschikbaar? Brugge verlaten?

- Aimé- Fidel (°1861- ° Hij huwt in 1890 Carola Seys(°1859). Zij wordt ten tijde van het huwelijk vermeld als strijkster. De getuigen bij het huwelijk zijn: Jan Bekemans, zijn broer, Louis Pick , meester steenhouwer, Charles Claeys , zwager van de bruid en Jan Boereboom bleker oud 57jr. Hij zal eerst de blekerij in de Kalvariebergstraat uitbaten om daarna over te schakelen naar de blekerij in de Peterseliestraat.

- Charles Louis Leon: (°1863-+1907) Getuige bij de geboorte is Hyppolyte Pick, kleermaker. Als hij sterft in het huis C97 wordt vermeld dat hij priester is.
- Marie Josephine (°1860-+1886) Zij wordt kloosterzuster bij de Zusters van Liefde in Parijs .
- Hélène Marie Louise (°1865-+1937 Kwatrecht). Ze werd kloosterzuster in het Instituut Sint-Jozef in Kwatrecht.

- Adeline (Aline)(°1866-+1930) Zij volgt eveneens samen met Ida haar vader op in de wasserij-blekerij in de Oostmeers. Zij worden in vele teksten de gezusters Bekemans genoemd. Beide blijven ongehuwd. Bij haar geboorte werd de straat van het huis C8/39 de Eilandstraat genoemd (foutief? )

Victor stierf 5 dagen na de geboorte in het huis C8/39 de straat wordt dan ook Eilandstraat genoemd.

Ook op dit adres vermeld is Leopold Bekemans die schoenmaker is en uitwijkt naar Rijssel. Hij is de broer van Jacobus Joseph ,

Jacques Bekemans neemt de Blekerij dus in 1852 over van de familie Johan Krekelberghe.
Hij is dan 29 jaar en heeft de blekerijstiel geleerd van Deruddere Domenicus bij de Pick familie.

In 1857 wordt hij geconfronteerd met een waterafvoerprobleem. De stad is werkzaamheden begonnen om de houten brug aan de Oostmeers over de verbindingsgracht te vervangen door een bredere stenen brug. Daarvoor hebben zij de verbindingsgracht op verschillende punten afgedamd en droog gelegd met "batardeaux" dat zijn tijdelijke droogleggingsdammen. Maar de stad had die batardeaux niet tijdig en niet volledig weggenomen. Gevolg: problemen op de blekerij. Het BBG, dat de eigenaar is eist van de stad om de verbindinsgracht terug op zijn oorspronkelijke diepte en breedte te brengen. De inspecteur van de stedelijke goederen de heer Alleweireldt wordt er bij geroepen. Zijn conclusie is dat het algemeen waterpeil door de buien de laatste tijd enorm gestegen was en dat daardoor de batardeaux niet allemaal konden weggenome worden , er moest gewacht worden tot het waterpeil gedaald is. Het voorval duidt aan dat een blekerij zeer afhankelijk is van toevoer en doorstroming van het water.

In 1869 (26 juli) wordt een pachtoveenkomst gesloten voor de notaris De Busschere voor de periode 1870 tem 1879 , pachtprijs 675fr/jaar. De blekerij is in de "Infirmerie de la Vigne" gekend als art. 102.

Maar hij wordt geconfronteerd met de inkrimping van het echte bleken van het vlaslinnen en de overgang naar het bleken van "wastelinnen" (waswitgoed). Een nog grotere omwenteling voor de blekers van de Begijnhofsite is de komst van het gasthuis Sint-Antonius voor bejaarde vrouwen in de jaren 1980. De studie voor de bouw ervan vangt aan in de jaren na 1870.

Al in 1878 duikt het gevaar op van onteigening wegens de bouw van het gasthuis voor ongeneeslijk zieke vrouwen en kinderen . In de zitting van het BBG in 1878 wordt gesteld dat de grenzen van de blekerijen van Pierre Van Vyve aan de Zonnekemeers en van Jacques Bekemans, die palen aan het terrein waar het gasthuis gebouwd zal worden, gewijzigd zullen worden. Dit gebeurt in verband met de grachten (opvulling vd grachten en drainage) en de wegenaanleg (grenzen aan openbare straat). De gronden zullen een meerwaarde realiseren gezien de verandering in bestemming. Er wordt beslist om tegen 3 juni 1878 aan te kondigen dat de bleekweiden onttrokken zullen worden aan het huidig (semi-)publiek karakter ervan. De blekers François Van Vyve en Jacques Bekemans mogen voorlopig met stilzwijgend verlenging van hun pachtcontract hun activiteiten na 1879 verder zetten tot anders "verorderd" en voor dezelfde pachtprijs".

In 1879 wordt de pachtperiode toch verlengd met de gewijzigde grenzen tot eind 1887 voor 675fr/jaar

In 1886 vraagt Jacques een vergunning aan de stad voor een stenen omheiningsmuur muur aan de kant van de nieuwe Gasthuisstraat. Die loopt nu vlak naast zijn huis en hij is daardoor verplicht om ook 's nachts bewaking te voorzien. Hij had al rond 1880 een vraag ingediend bij het BBG om een stenen omheining voor zijn blekerij gebied te voorzien langs de Oostmeers, waarschijnlijk wanneer de blekersgrachten gedempt werden en de nieuwe straat werd aangelegd . De Koegatstraat had een poort en een afsluiting die de achterliggende bleekweiden afschermde. Met het verdwijnen van het Koegat en afsluiting blijft het onbebouwde deel van de bleekweiden onbeschermd achter.

Ook de bleekweide langs de Oostmeers krijgt een omheiningsmuur

Hiernaast een pentekening uit het Rijksarchief Bruges Collection National, tekeningen A. Heins. Ze stelt het einde van de Oostmeers voor op het einde van de 19de eeuw (voor 1889) links zien we muur die de bleekweide C-999 afscheidt van de straat. Hoogstwaarschijnlijk getekend vanaf de brug van de Oostmeers over de verbindingsgracht en juist aan de Garsoensstraat links


In hetzelfde jaar vraagt het BBG zelf aan de stad een vergunning voor een afsluithekken aan de "steert" van het Begijnhof nu de meeste huisjes van de" staart" afgebroken zijn. Door de aanleg van de Gasthuisstraat komen ook die terreinen onbeschermd te liggen.

Nog in 1886 volgt gedeeltelijke afbraak en reconstructie van de blekerij Bekemans voor 11.178fr

De grondoppervlakte van de blekerij is intussen door een "emprise"(inname van de pachtgrond) in 1886 van 13 are verminderd van 1ha.15a.80ca tot 1ha.02a.80ca (Delacenserie is op de hoogte gesteld dat de inname gebeurd is ).

In 1887 is er een pachtvernieuwing met de blekerij Jacques Bekemans voor een periode van 9 jaar vanaf 1 januari 1888 tot en met 1896 voor 700fr/jaar. We lezen daar ook dat Louis Pick, steenhouwer, zich borg stelt. De verhoging naar 700fr is te wijten aan de kosten van de reconstructie in 1886 gedragen door het BBG, gecompenseerd door de inname van een hap van 13a uit het pachtgebied van de bleekweide.

Op de kadasterkaart van 1889 zijn nu ook de aanbouwen aan het blekershuis Oostmeers 107 (C8/39) getekend aan de andere kant van de verbindingsgrachtaan (daar waar nu Oostmeers 105 ligt). Op de kadasterkaart van Popp 1865 waren die er nog niet. Die moeten dus ergens tussen 1865 en 1889 gebouwd zijn (zonder bouwaanvraag?) Bij een latere pachtcontract in 1910 zien we dat daar een allegaartje van functionele koterijen in de loop der tijd werden bijgebouwd (zie verder).


In 1892 verkoopt het BBG een stuk grond van de bleekweide langs de Oostmeers aan de "naamloze maatschappij der werkmanshuizen" . De grond zal gebruikt worden om er 4 werkmanshuisjes te bouwen. de grond komt uit het stuk bleekweide dat aan Jacques Bekemans verpacht is . Het komt dan ook in 1892 tot een nieuw pachtcontract tussen het BBG en Jacques Bekemans, waarin rekening wordt gehouden met de inkrimping van de bleekweide.

Links: een uittreksel actuele kadaster toestand: tussen C-1000 (het vroegere C8/37)en C- 972 (nu Oostmeers nr 105, het vroegere C8/38 en 39) liggen de 4 kavels getrokken uit de vroegere bleekweide C-999.

Rechts: de opvallende eenheidsbebouwing van 4 huisjes (huidige nrs 85-91), eerstvolgend op kavel C-1000, maken deel uit van de vermelde bouwvergunning 51/1892

Jacques overlijdt in 1895 op 72 jarige leeftijd. Zijn vrouw Maria Pick overleed in 1884 op 58 jarige leeftijd. Ze werd dan vermeld als "blanchisseuse". Zijn dochters Ida en Aline nemen de verantwoordelijkheid voor de blekerij in de Oostmeers over.

Ida en Aline Bekemans in de Oostmeers 105 en 107

Het BBG bevestigt rond 1895 dat de gezusters Ida en Aline Bekemans nu het domein in pacht hebben volgens de onderhandse pachtakte van februari 1892 met hun vader Jacques en met Louis Pick als borgsteller. Louis Pick is dan steenhouwer en woont in de Katelijnestraat 139. De pacht geldt voor 9 jaar startende op 1 januari 1892 voor 600fr per jaar. (de pacht werd verminderd vanwege de afname van de pachtgrond). Het pachtdomein omvat de percelen C-972d, 973f, 999d, 999h, 1000d , groot 98a 95c, het adres van de blekerij is dan Oostmeers 87

In 1898 is er een officiële pachtoverdracht van de blekerij van Jacques naar de dochters van Jacques: Ida en Aline Bekemans.

In het jaar 1898 vragen ze een bouwvergunning voor het installeren van een stoomgenerator en -motor. Dan is er ook een hoge schoorsteen gebouwd. In 1898 verklaren de gezusters Ida en Aline dat zij de stoommachine hebben ginstalleerd in een van de "dependenties" van hun woning.

In 1899 wordt een notariële akte getekend waarbij Ida en Aline Bekemans de blekerij pachten voor 9 jaar van 1 jan 1900 tot einde 1908 voor 750fr/jaar. Het pachtgoed wordt omschreven als sectie c 972d,973f,999d, 999h, 1000d groot 98a 95c op het adres Oostmeers 87.

Ida Bekemans beklaagt zich in een brief aan het BBG ergens vóór 1902 dat de kwalitatieve toestand in het hoofdhuis (corps de logis) niet langer houdbaar is. Ze herinnert het BBG aan reeds vroegere meldingen daaromtrent. Door de ophogingen van de Gasthuisstraat komt het hoofdhuis te liggen op een soort verlaagd niveau (bas-fond) ten opzichte van de straat van tenminste 1,5 m. Als gevolg daarvan dringt salpeterhoudend vocht in de muren die zwart uitslaan. De trappen van zolder tot gelijkvloers zijn zwaarvervallen (delabré). Ze wil de zaak zelf aanpakken en vraagt daarvoor de toelating en een subsidie in de kosten van 350fr. Ze voegt er een schetsje bij van het grondplan van het gelijkvloers van het hoofdgebouw. Het plannetje geeft min of meer de toestand weer na de aanpassingen in 1886. Ze bekomt de toelating en de gevraagde subsidie

rechts bovenaan bevindt zich de strijkkamer en daaronder is er een open ruimte . links bovenaan de "kabinetten",en verder de spreekkamer, eetkamer , corridor. rechts onderaan de veranda tot aan de gang

 

In 1902 dient ze een bouwaanvraag in voor het verplaatsen van de voordeur van het bijgebouw naar het hoofdgebouw, zoals het er actueel nog te zien is.

Links op het plan hiernaast de bestaande toestand, rechts de nieuwe.

De vergunningsaanvraag is wellicht gekoppeld aan de niet vergunningsplichtige wijzigingen aan het interieur, waarvan hierboven sprake is.

 

Wat wel opvalt is dat er geen bouwaanvraag bestaat voor het huis zelf en niet voor het bijhuis en aanhorigheden . Op de kadasterkaart van 1811 was er al een woonhuis en bijhuis getekend. Volgens de mensen in het Brugs stadsarchief zou dit betekenen dat het huis er al was voor 1800 want er zijn geen bouwplannen gespaard van gewone huizen in die tijd . Het feit dat er voor 1902 geen bouwaanvragen zijn te vinden betekent dit dat
- ofwel die plannen nog ergens moeten opduiken als ze na 1830 gebouwd zijn (in het Begijnhof archief bijv. want die bleekterreinen waren in die tijd eigendom van het Begijnhof dat na 1798 deel uitmaakte van het bestuur der burgelijke Godshuizen (BBG)
- ofwel werd het huis niet beschouwd aanpalend aan de straat en dus niet vergunningsplichtig, want herinner u nog: er lag nog een stadsgracht voor het huis in de Oostmeers en de ingang was aan de binnenkant van het Begijnhof terrein. Dat is ook de reden waarom er weinig vensters zijn aan de straatkant.
- ofwel bestonden die huizen al vóór 1830 en is er niets noemenswaardig veranderd waarvoor een vergunning nodig was..
Men liet het blijkbaar aan het BBG om te beslissen over bouwaanpassingen aan die pachthuizen. Er werd in de pachtakten telkens gestipuleerd dat er geen wijzigingen aan de bezittingen mochten gebeuren zonder de toelating van het BBG. Kleine wijzigingen die in detail werden opgesomd mochten wel gebeuren maar op kosten van de pachters. Voor grote wijzigingen waren ze blijkbaar heel streng, zelfs het wijzigen van de bestemming van de bleekweiden bijv. naar landbbouw ("garzingen, het scheuren van de gronden") was aanleiding tot het onmiddellijk verbreken van het pachtcontract, wat ook gebeurde met de andere blekerij ten zuiden van het Begijnhof .(zie webpagina "blekerij Saison Charles, het Koegat , de Begijnenvest" of klik hier om onmiddellijk op de webpagina te komen)

In 1907 wordt de pacht voor Ida en Aline Bekemans verlengd voor 9 jaar per notariële akte, ingaand op 1 jan 1908 tot en met 1917 voor 800fr/jaar . De beschrijving van het pachtgoed blijft dezelfde behalve C 972 wordt nu C972e en C972f; het adres is nu Oostmeers 97.

In 1909 laten ze echter weten dat zij de pacht zouden willen overlaten aan Maurits, de zoon van Pieter De Wispelaere (° 1839), de beeldhouwer- kunstenaar. Maurits echter is bleker, die een 9 jarige pacht van de "doeninge Bekemans" wel ziet zitten. In 1910 is er een pachtoverdracht van de gezusterds Bekemans naar Maurice De Wispemaere

Ida overlijdt ongehuwd in 1929 op 74 jarige leeftijd . Ze woonde toen in de Maagdenstraat 104 samen met Adeline. In 1930 wordt er een openbare veiling gehouden in de Maagdenstraat. In de Maagdenstraat woont ook broer Ludovicus die priester is.

Ludovicus en Carolus die beide priester zijn geworden, zijn rond de eeuwwisseling naar het Heilig Land geweest en werden bij hun terugkeer uitbundig gevierd in de blekerij familie Bekemans.

Adeline sterft in 1930 eveneens ongehuwd op 63 jarige leeftijd in de Molenmeers A20

 

Maurits De Wispelaere en Marie Quintijn

Nog in 1910 wordt een nieuwe pachtakte overeengekomen tussen Maurits De Wispelaere (°1883-1912) en het BBG voor 18 jaar voor 800fr /jaar. Grote herstellingen zijn ten laste van de het BBG , kleine voor de pachter. De pachter Maurits De Wispelaere wil bepaalde nieuwe "opbouwingen doen" en veranderingen aanbrengen . Hij heeft daarvoor volgens het contract de toelating nodig van de BBG en zal daarvoor een plan op zegel maken . Alles moet klaar zijn vóór 1912.

UIt de plannen bijgevoegd aan de notariele pachtakte van 1910 (zie verder) kunnen we alvast de bestemmingen van de verschillende ruimtes opmaken.
hieronder het algemeen plan met een foto van rond 1912 (A.Watteyne) en daaronder een vergroting van het tekstvenster . Het tekstvenster geeft de in 1910 bestaande situatie en daarnaast de in het nieuwe contract aanvaarde wijzigingen. Bovenaan ligt de Oostmeers, in de knik loopt de verbindingsgracht, links ligt de dr Joseph Sebrechtsstraat.

In de oorlog 1914-18 wordt de Oostmeers gebruikt als "Abmarschweg" voor de Duitse soldaten. Dit leverde enkele foto's op die de toestand van de gebouwen daarlangs vastlegde o.a. een niskapel die nu nog bestaat en ook een opname van de blekerij - wasserij van Maurits De Wispelaere voormalge blekerij van de gezusters Bekemans. Merk op dat het blekershuis langs de straat toen weing vensters had.( zie opmerking hoger)

 

 

In 1910 treedt Maurits in het huwelijk met Marie Emma Quintyn (°1887-1968). Maurits wordt dan meester bleeker genoemd. Ze krijgen 2 kinderen: Robert (°1911) en Simonne (°1912). Marie wordt dan bleekster genoemd.

In 1912 sterft Maurice echter en het BBG beslist dat Marie Quintijn gerechtigd is de blekerspacht onder het lopende contract voort te zetten aangezien het contract is afgesloten met beide echtgenoten.

In 1914 vraagt de weduwe van Maurits De Wispelaere de werkplaats (strijkkamer en strijkmachine) van de blekerij te mogen vergroten in de plaats van de veranderingen die afgesproken zijn met haar man en waartoe ze verbonden is volgens de pachtakte van 1910. Ze krijgt de toelating maar alle kosten zijn te hare laste. Ze verkrijgt de toelating de tussenmuur te slopen mits de nodige voorzorgen te nmen voor de stabiliteit (op haar kosten allemaal natuurlijk). Ze wil ook een overdekking van het spoelkot, maar dat was al begrepen in de pachtakte art. 5 en dus was ze er al toe gebonden (afwerking van de opgesomde veranderingen in het pachtcontract moesten vóór 1912 afgewerkt zijn ).

In 1923 wordt de pacht verhoogt van 800fr /jaar naar 1600fr/jaar . Marie gaat niet akkoord. Blijkbaar is die verhoging te wijten aan het niet volgen van bepaalde afspraken. Zij beweert dat onderverhuring ook al door haar voorgangers werd gedaan. Blijkbaar heeft Marie de ruimte Q en R (bergplaats en stal) omgevormd tot woning en onderverhuurd aan haar ouders voor 100fr/jaar zonder toestemming van het BBG. Ze erkent dat dit voor haar een voordeel is en is bereid om eventueel die onderverhuring te ontbinden die ten andere elk jaar kan opgezegd worden. Zij benadrukt dat ze voldaan heeft aan al haar verplichtingen. Zij verstaat niet dat de wet het verbreken van een getekend en geregistreerd pachtcontract kan toelaten.

Hoe dat het verder afgelopen is weten we niet , dat moet verder onderzocht worden.

 

"het huis Pierre Van Damme" Oostmeers 105

In 1958 vraagt de GCOO (Gemeentelijke Commissie van Openbare Onderstand) een vergunning om een tehuis op te richten voor "ouderen van dagen" in de Oostmeers op de plaats van de blekerij ten noorden van de verbindingsgracht.
zie het ontwerpplan hieronder: bovenaan het plan van de tuinzijde, onderaan het plan aan de straat zijde, tussen in het grondplan . Het gaat louter om het gedeelte wat nu Oostmeers 105 is, dus de vroegere aangehorigheden van het blekershuis. We hebben niet kunnen nagaan wat er tussen 1923 en 1958 is gebeurd met de wasserij-blekerij De Wispelaere. In ieder geval dat deel is in 1958 sterk vervallen.

Er ontstond een misverstand over welk deel van het complex in de aanvraag bedoeld was, aangezien in de begeleidende brief sprake was van het hoekhuis aan de Sebrechtsstraat. Dat hoekhuis dat overeenkwam met het hoofdhuis van de blekerij De Wispelaere was evenwel in 1958 bewoond en niet zo vervallen.

Dus werd er een schetsje gemaakt (zie hieronder)

 

de constructies waarover het gaat in de bouwaanvraag zijn aangeduid met cijfers 1 en 2

hieronder is de schets van de bestaande toestand verder uitgewerkt door de betrokken ingenieur aangezocht door het BBG.

Bovenaan het grondplan van de bestaand toestand met aanduiding van de locaties 1 (het voormalige washuis) en 2. ( het voormalige pomphuis, de motorplaats, de stoomketel en schoorsteen),
Volgens het grondplan van de bestaande toestand hieronder is het kot met de schoorsteen het laatste kot en dan volgt uiterst rechts nog een woonhuis (voormalige bergplaats en paardenstal) Aan de voorgevel langs de Oostmeers bevinden zich geen vensters, behalve aan het kleine woonhuis links.

Volgens het grondplan die bijgevoegd was aan het pachtcontract 1910 (zie hieronder)zijn de locaties vvlnr startend bij de doorgang met poort naar de Oostmeers, M Washuis, N pomp, O motor, P stoomketel, Q bergplaats; R paarde stal. Als we het kot met de schoorsteen als referentie nemen betekent dit dat de constructies rechts aangeduid met Q en R later omgevormd zijn naar een woning en de andere koterijen links omgevormd zijn naar stallingen.
We vinden van die omvorming geen bouwvergunning terug. Is dat de woning met onderverhuring waarmee Marie De Wispelaere het aan de stok had met het GCOO?

Hieronder een foto van de achterkant. Het omgebouwde woonhuis rechts van het stoomketelkot en schoorsteen staat er nog niet De foto is van voor 1923 terwijl de uitbreiding van het strijkerslokaal na 1914 er wel al staat.

De toestand van de constructies 1 en 2 wordt door de ingenieur, aangezocht door het BGG, als volgt wordt omschreven.

constructie 1 is in zeer vervallen toestand . Het moet oospronkelijk een stalgeweest zijn . De vloer is in baksteen met een middengeul? de constructie heeft geen bepleistede muren en geen zoldering , geen vensters of deuren aan de straatkant. De dakbedekking is verdwenen.

Constructie 2 is een volslagen ruine , muur en dak zijn omzeggens volledig verdwenen.Beide constructies hebben een gemeenzame tuin.

Het grondplan van het ontwerpplan voor het te rnoveren pand (zie ontwerpplan midden bij de bouwaanvraag uit 1958 hiervoor ) voorziet in plaats van de 2 stallingen links een ruimte voor rokers en rechts voor niet rokers, het kleine huis blijft bestaan.

De conclusie is dat de voorgevel mag herbouwd worden (binnen het bestaand volume) maar de achterkant zoveel mogelijk moet behouden blijven .

De stad Brugge komt overeen met COO om dit perceel zelf te gebruiken voor een huis om de diversiteit in de samenleving te bevorderen. In een akte verleden bij notaris Van Caillie in 1967 wordt bepaald dat de stad Brugge het recht geeft van opstal en huur op het perceel C0972R (d.i. Oostmeers 105).

Op basis daarvan bouwt de stad in 1971 het huis "Pierre Van Damme" voor de diversiteitsdienst (z!e foto uit 1972 hieronder ) De poort is een recuperatie uit de Ganzestraat , zie foto hieronder uit 1920 en verplaatst ( zonder het gedeelte met beeltenis) rond 1965.

 

 

 

 

In 2016 verhuist de Diversiteitsdienst naar de Hoogstraat nr 9. Daarmee komt die ruimte vrij voor een ander sociale dienst: de vzw Gezondheidszorg "Bermhertigheid Jesu" die het pand in erfpacht verkreeg in het kader van het Psychiatrisch Ziekenhuis Onze Lieve Vrouw Brugge.

 

 
Oostmeers 107: van blekerwoning naar burgerswoning.

In 1984 koopt de stad het pand Oostmeers 107 in het kader van een ruil met de OCMW (opvolger van de COO in 1976). De stad verwerft bij deze ruilakte het voormalige blekerijhuis Bekemans Oostmeers 105 en 107 (C-972t en c-972w) en het blekershuis Zonnekemeers 33 (C-1018a) en de gronden waar de verbindingsweg loopt (C-1019s4). De stad verkreeg al in 1967 een recht van opstal voor Oostmeers 105 voor het bouwen van het centrum Pierre Van Damme. Ze verwerft nu bij de ruil ook de ondergrond voor het aanleggen van de ondergrondse parking "Katelijne" in de Katelijnestraat (vroeger het parking Begijnhof genoemd). In ruil met een opleg geeft de stad stukken weiland aan de Geralaan en een stuk grond in de Sint-Paulusstraat aan de OCMW.
De OCMW verwierf de eigendommen van de COO door het KB van 1977 die de overdracht van de eigendommen regelde van de COO naar de OCMW. De COO verkreeg de eigendommen van het BBG door verjaring vastgelegd in de organieke wet van 1976 (d.i. op basis van de grondwet)

 

De stad organiseert in 1990 een publieke verkoping met toewijzing voorgezeten door notaris Christiaen Devos. De stad is vertegenwoordigd door burgemeester Frank Van Acker en Edmond De Meyer.
De koper aan wie de koop toegewezen wordt moet voldoen aan de volgende voorwaarden volgens het kohier van lasten en voorwaarden opgesteld in 1988. De stad is eigenares sinds de ruilakte van 1884. De voorwaarden zijn:

- de koper moet het pand bewoonbaar maken binnen de 2 jaar anders een boete van 5000fr per maand vertraging.
- er mogen geen commerciële activiteiten in het pand plaats vinden
- het pand is stadslandschappelijk waardevol. het is te behouden en te restaureren.
- het pand moet volledig gescheiden worden van de Oostmeers nr 105 (C972R): De bewoners van het pand mogen geen uitweg nemen via nr 105. Doorgangen moeten dichtgemetseld worden en het pand mag 1 eigen garagepoort in de voorgevel voorzien (max breedte 3m).
- bijgebouwen mogen maximum 30% uitmaken van het niet bebouwde deel vn het perceel met een maximum van 50 m² en slechts 1 bouwlaag bevatten.

Het bouwattest uit 1990 schrijft bovendien voor dat alle gevels en daken moeten behouden blijven.

De verkoop wordt toegewezen aan de hoogste biedster Nicole Naeyaert

De bestaande (belabberde) toestand in 1990 hieronder

 

de voorgevel

 

de achtergevel links

 

de achtergevel rechts

 

de zijgevel zuid

 

de zijgevel noord

In 1991 dient Nicole Naeyaert een bouwaanvraag in , maar die wordt geweigerd omdat die, tegen de voorwaarden van verkoop, de sloping van het pand en nieuwbouw voorziet. Bovendien past de architectuurstijl niet met het straatbeeld (fermettestijl) . De architectuurtaal heeft geen binding met de bestaande bebouwing.

voorgestelde plannen 1991

 

voorgevel 1991

 

achtergevel 1991

Voorgestelde plannen 1992

 

voorgevel 1992

 

achtergevel 1992

Maar nog is haar lijdensweg niet voorbij. Want zij begaat de grote bouwovertreding
toch een muur van de bestaande lagere voorgevel te slopen. Er moet een geheel nieuw dossier ingediend worden met de volgende wijzigingen : nieuwbouw voorgevel, de inkom zonder omlijsting en dakkapellen met een sleepdak. De stad gaat akkoord met de regularisatie (zie de plannen van 1993 verder), maar ze moet wel een boete betalen .

de geregulariseerde plannen 1993

 

voorgevel 1993

 

achtergevel 1993

Hieronder foto van de huidige toestand van de panden Oostmeers 107 en 105