Wijngaardplaats , Wezenschool Sint-Vincentius, Samenvatting

Op deze pagina geven we een overzicht van het verhaal van de Wezenschool van de Dochters van Liefde van Sint-Vincentius a Paolo. De Wezenschool ligt aan de Wijngaardplein nr 1-3 en 3A. Het maakt deel uit van de toeristische gouden driehoek en wordt elk jaar door meer dan 6 miljoen toeristen bewonderd. Maar wat heeft zich achter deze prachtige neo-gotische gevels afgespeeld tot de stad Brugge in 1973 die school overkocht?

 

Op de percelenkaart zijn de percelen van de voormalige site van de Wezenschool aangeduid met Wijngaardplein nr 1. De site ligt tussen het Wijngaardplein, de Arsenaalstraat en de Noordsraat. Het huis nr 33 is speciaal en we zullen die naar het einde toe onthullen.

   

De lezers die dieper in het verhaal willen induiken of voor de gevorderde Bruggeling kunnen de volgende webpagina's raadplegen:

- "Wijngaardplaats, de Wezenschool Sint-Vincentius a Paolo, bouwgeschiedenis tot 1900" of klik hier om direct op de pagina te komen.

- "Wijngaardplaats, de Wezenschool Sint-Vincentius a Paolo, bouwgeschiedenis vanaf 1900" of klik hier om direct op de pagina te komen.

- " Wijngaardplaats, de Wezenschool Sint-Vincentius a Paolo, de Dochters van Liefde"of klik hier om direct op de pagina te komen.
- "Wijngaardplaats, de donaties d'Hanins de Moerkerke en de Laage de Bellefaye, de schoolstrijd van de jaren 1880" of klik hier om direct op de pagina te komen?

Opmerkingen :
- In deze webpagina's gebruiken we de oude benaming Wijngaardplaats in plaats van Wijngaarplein omdat in de meeste oude teksten waarop we ons baseerden nog de naam Wijngaardplaats gebruikt werd.

- We gebruiken ook de term "Wezenschool" in plaats van "Weesschool".

- In algemene verwijzingen naar het pand der Dochters van Liefde wordt de naam Wezenschool gebruikt alhoewel het pand meerdere scholen bevatte.
- Het zal opvallen dat we meestal de Dochters van Liefde of kortweg de Dochters gebruiken in plaats van "zusters" omdat de Dochters van Liefde dit zo wensten. Ze vormen geen orde en hebben geen klooster, zoals Sint-Vincentius a Paolo het wilde.

Op de foto hierboven, getrokken vanaf de Begijnenhofbrug (beeldbank Brugge) zien we de Wezenschool links en ernaast het Bakkersreitje dat in de Reie stroomt. Helemaal rechts op de achtergrond bevindt zich het Sashuis en erachter het Minnewater.

We beginnen ons verhaal ongeveer in het midden van de 19de eeuw.
Om het verhaal te begrijpen zijn er enkele achtergrond elementen van die tijdsperiode belangrijk.

1. Brugge gaat door een moeilijke periode met epidemische ziektes (cholera) en hoge werkloosheid.

Hiernaast een tabel van het aantal inwoners in Brugge en het aantal behoeftigen tussen 1850 en 1900

Bij de piek is bijna de helft van de bevolking behoeftig.

bron Guillaume Michiels : Uit de wereld der Brugse mensen

 

2. De opleiding via de gilden was verloren gegaan sinds de afschaffing van de gilden door de Franse bezetter in de "wet Le Chapelier" uit 1791. Daarom werden er verschillende pogingen gedaan om de bevolking weer te scholen. Aanvankelijk voorbehouden voor het meer begoede deel van de bevolking werd er nu ook meer aandacht besteed aan het minder begoede deel. Gezien de grote armoede was er vooral behoefte aan kosteloos onderwijs.

3. Na de Hollandse periode trad de tegenstelling tussen de katholieken en de liberalen meer en meer op de voorgrond. Die strijd zal in ons verhaal een grote rol spelen. De geestelijken legden zich al van oudsher toe op het onderwijs en wisten een groot deel ervan te beheersen. Ze wilden natuurlijk ook via het onderwijs het godsdienstonderricht verzorgen, de liberalen van hun kant wilden die hegemonie breken. De geestelijkheid kon haar overwicht in het lager onderwijs meestal behouden. Vele gemeenten hadden het geld of de organisatie niet om gemeentelijk lager onderwijs in te richten en namen daarom de katholieke scholen aan d.w.z. ze subsidieerden deze scholen (dit zijn de zo genoemde "aangenomen scholen" die ook een rol zullen spelen in de schoolstrijd).

4. De vrouwen werden meer en meer ingeschakeld in de opkomende fabrieken. Dit bracht met zich mee dat er opvang voor de kinderen moest voorzien worden. Er waren al heelwat gespreide privé initiatieven voor opvang maar relatief duur. In 1836 werd een aanvang genomen in Verviers met een kosteloze bewaarschool, gebaseerd op het Franse initiatief van de "écoles gardiennes". Ook in Duitsland startte Fröbel in 1837 met de eerste bewaarschool gebaseerd op een speelse methode. Ze werden "Kindergarten" of "Fröbelscholen" genoemd.

Bij deze initiatieven mocht de geestelijkheid niet achterwege blijven want religieuze begeleiding deed je best van jongsaf en via het onderwijs. Op die manier bereikte je ook de ouders. Zo vatte EH Charles Carton al zeer snel het idee op om ook in Brugge een bewaarschool op te richten. Hij kocht daarvoor enkele lokalen in de ondertussen verlaten abdij van Spermalie waar hij in 1840 de eerste kosteloze bewaarschool inrichtte . De congregatie van de Heilige Kindsheid van Maria (gesticht door E.H. Carton) stond in voor de werking .

Om in de financiering van de bewaarscholen te voorzien richtte E.H. Carton zich tot de adellijke families. Enkele adellijke dames vormden onder de geestelijke leiding van E.H. Carton in 1844 het Beschermcomité van de Bewaarscholen met als voorzitster Marie Thérèse d'Hanins de Moerkerke - De Bie. Het Comité nam nog een andere bewaarsschool onder haar hoede in Sint-Gillis.

Het Beschermcomité wilde ook in de parochies Sint-Salvator en O.L.V een kosteloze bewaarschool oprichten . Het echtpaar Louis d'Hanins de Moerkerke en Marie De Bie hadden een huis in eigendom op de Wijngaardplaats C10/32 (Oostenrijkshuisnr) met een groot erf, dat ze in 1851 doneerden aan de Commisssie van de Burgerlijk Godshuizen ( CBG- een voorloper van de huidige OCMW) voor het inrichten van een bewaarschool. De CBG werd zo de nieuwe eigenares en moest aldus instaan voor het onderhoud en reparaties van het gebouw. Voor de werking van de bewaarschool richtte men zich tot de "Dochters van Liefde" van Sint-Vincentius a Paolo. Die contacten liepen aanvankelijk niet zo vlot daar de Dochters van Liefde eerder erop gericht waren thuisbezoeken te doen en de arme mensen ter plaatse te helpen. In 1852 werd er een oplossing gevonden: er werd een Comité van Weldadigheid opgericht, onder voorzitterschap van mevr. Van Outryve d'Ydewalle- Van Severen, om de Dochters van Liefde die de thuiszorg deden onder hun hoede te nemen. Zo konden beide doelstellingen -de thuisverzorging en het kosteloze bewaarschoolonderwijs- verzoend worden.
De Dochters zelf werden vergoed door het Bureau van Weldadigheid (een andere voorloper van de huidige OCMW).

Louis d'Hanins liet ook per testament een eeuwigdurend legaat na van 300 Fr per jaar ten voordele van de bewaarschool en om o.a. ten eeuwige dage 2 missen te laten celebreren in de Sint-Salvatorkathedraal voor het zieleheil van hemzelf en van zijn vrouw, telkens op de verjaardag van hun sterftedatum. Bij een schriftelijke opvraging bij de kerkfabriek van Sint-Salvator in 1924 gebeurde het celebreren van de mensen nog steeds zoals gelegateerd. Op de vraag of het vandaag nog gebeurt hebben we geen antwoord gekregen.

Marie-Thérèse De Bie liet ook per testament een eeuwigdurend legaat na van 940 Fr per jaar te storten aan de CBG ten voordele van de bewaarschool , waarvan 900 Fr moest besteed worden aan een soepbedeling telkenjaar in de wintertijd door de Dochters van Liefde aan de kinderen van de school. Door die soepbedeling kregen de Dochters van Liefde de bijnaam van papnonnetjes. Ze werden daardoor onder bevolking zeer populair.

 

De Dochters waren zeer dynamisch en startten in 1854 met een wezenschool voor arme meisjes van 2 tot 7 jaar. Maar algauw was er meer plaats nodig. Advocaat Auguste de Laage de Bellefaye (van Franse adel) getrouwd met Léonie De Man d'Attendode kocht daarvoor tussen 1855 en 1856 het huis C10/31 naast het huis dat gedoneerd was door het echtpaar d'Hanins de Moerkerke -De Bie. De zeer vrome familie De Man was sterk verbonden met Varsenare. Het zou niet te verwonderen zijn dat Léonie De Man d'Attendode de stimulans was voor de aankoop. Auguste de Laage was op dat moment ook voorzitter van de Sint-Vincentius vereniging. Uit de documenten blijkt dat er al meteen begonnen was met een nieuwbouw die half 1856 klaar was. Auguste de Laage schonk dan zijn eigendom met het nieuwe pand in 1856 aan de Commissie van Burgelijke Godshuizen (CBG) om te dienen als wezenschool voor meisjes met als voorwaarde dat de Dochters van Liefde de werking van de wezenschool zouden verzorgen.

De huidige toestand van het nieuwe gebouw uit 1856. Het rechter gedeelte imaakt deel uit van de donatie van Auguste de Laage.

   

Zijn donatie diende beschouwd te worden als een annex van de bestaande werking van de Dochters van Liefde ernaast. Van het nieuwe gebouw in 1856 zijn er tot nog toe geen bouwvergunningen te vinden, we weten niet wie de architect is . Het neogotische gebouw vormt een eenheidsgebouw over de 2 percelen C10/31 en C10/32. We vermoeden daarom dat de nieuwbouw waarvan sprake in de schenkingsakte 1856 de verbouwing omvatte van de beide bestaande oudere huizen inclusief die van de donatie van d'Hanins. Dit betekent dat het bouwjaar 1851 boven de inganspoort van het linker deel eerder een verwijzing is naar de datum van de schenking d'Hanins de Moerkerke en de datum 1857 boven de poort van het rechterdeel herinnert aande schenking van Auguste de Laage of die van inhuldigingsdatum van het totale neogotische bouw.

Maar de Dochters bleven onvermoeibaar en breidden de school al in 1854 uit met meisjesleerwerkhuis voor snit en naad. Het huis C10/30 naast het huis van de donatie de Laage was op dat moment eigendom van de familie Louis Ryelandt-Van Naemen. Louis Ryelandt was voorzitter van het Sint-Juliaangesticht. Hij is ook de grootvader van de bekende Brugse componist Joseph Ryelandt. In samenspraak met de Dochters van Liefde liet Louis Ryelandt op zijn perceel een nieuw huis bouwen naar de stijl van het Wezenhuis ernaast , maar eenvoudiger. De Dochters huurden het huis en in 1868 wordt het huis in het kadaster als school geregistreerd. (zie bouwplan hieronder)

Ondertussen bouwden de Dochters de bewaarschool uit in de tuin en bouwden ze een neogotische kapel naar het ontwerp van architect Jean-Baptiste de Béthune.(zie foto hieronder van de huidige toestand, links de kapel en rechts de uitgebreide bewaarschool)

Maar er komen politieke troebelen op het gebied van onderwijs tussen liberalen en katholieken die leiden naar een regelrechte schoolstrijd (1879-1884)

In 1879 komt de liberale regering Frère-Orban aan de macht. De al een tijd smeulende onderhuidse strijd tussen de liberalen en de katholieken komt nu tot uitbarsting naar aanleidng van de wet van 1879 van mininster Van Humbeeck. Die wet stelde o.a. dat elke gemeente een openbare gemeenteschool moest inrichten, dat er geen vrije scholen ingericht mochten worden in openbare eigendommen en dat er in de openbare scholen geen godsdienstonderricht mocht gegeven worden.

De Wezenschool van de Dochters was gevestigd in de gebouwen van de CBG en ze moest dus de gebouwen verlaten. De stad was verplicht in die gebouwen gemeentelijk onderwijs in te richten. De stad had een katholieke meerderheid en kon een strenge aanpak niet zomaar toepassen. Maar de gouverneur van West-Vlaanderen Theodore Heyvaert uit Gistel, die moest toezien in de toepassing van de wet, was een zeer radicale liberaal en een rabiate vrijzinnige. Gesteund door een Koninklijk besluit van 17 juni 1881, stond hij er op dat de gebouwen zouden ontruimd worden.

Er werden gerechtszaken aanhangig gemaakt bij de rechtbank van eerste aanleg enerzijds om de CBG in haar bezit en beheer van de donatie te laten bevestigen en anderzijds om de geldigheid van de wet van 1879 en het koninklijk besluit 1881 aan te vechten.

Auguste de Laage van zijn kant trok zijn donatie in per notariële akte in 1880 (om de donatie te onttrekken aan de toepassing van de nieuwe wet) en werd opnieuw eigenaar van zijn deel van de Wezenschool. Er werd vastgesteld dat de kapel gebouwd werd op verschillende percelen en er werd een regularisatie geeist. Auguste de Laage, op wiens perceel de kapel deels gebouwd was, nam de kapel in eigendom over.

De Dochters, in samenspraak met de bischop Monseigneur Faict, namen ondertussen geen risico en wachtten de uitspraak van de gerechtzaken niet af. Ze begonnen de gebouwen te ontruimen .

Hieronder een artikel uit de Brugse gazette van 1881

 

De Dochters hadden in overeenkomst met de bischop Faict afgesproken om de bewaarschool tijdelijk onder te brengen in het Congregatiegebouw van de meisjescongregatie O.L.V. Onbevlekt Ontvangenis.

De weesmeisjes en de meisjes van de werkschool werden ondergebracht in het huis van Ryelandt- Van Naemen dat de Dochters huurden, naast het huis van de CBG.

In 1884 kwam er een katholieke regering aan de macht die met de wet Jacobs uit 1884 de wet van 1879 afschafte en nieuwe bepalingen invoerde die zeer nadelig waren voor het openbaar onderwijs. De liberalen reageerden furieus en de regering moest ontslag nemen.

Pas in 1887 kwam er een uitspraak van de rechtbank in eerste aanleg te Brugge over de eerder ingediende rechtzaken. In die uitspraak werd de wet van 1879 ongeldig verklaard en dus de wet 17 juni 1881 die erop steunde ook en werd de CBG terug in het bezit gesteld van de donatie. De stad, in haar (opgelegd) beleid tegen de CBG inzake de donatie, werd in het ongelijk gesteld (wat de stad met haar katholieke bestuur wellicht niet betreurde behalve dat zij ook de kosten van de rechtspeging moesten betalen).

In andere rechtsuitspraken werd de CBG ook terug in het beheer gesteld van de legaten van het echtpaar d'Hanins de Moerkerke.

Ondertussen waren de Dochters niet stil blijven zitten en wilden verder uitbreiden. Zij wilden ook niet afhankelijk zijn van de politieke grilligheden. Er was voor die plannen meer ruimte nodig. Daarvoor richtten zij zich tot de familie Louis Bernard Ryelandt-Van Naemen. Louis Bernard had de Dochters al geholpen met de verhuur van het huis naast de Wezenschool. Hij stierf in 1877 maar zijn weduwe zette de ondersteuning van de werking de Dochters verder.

Louis Bernard had intussen de 2 percelen aan de hoek met het Bakkersreitje ook weten aan te kopen . In die hoek was er ook een soort arbeidersbeluikje (dat kan verklaard worden door het feit dat de laatste eigenaars, voor de aankoop door Louis Bernard, een leerlooier, een garenfabrikant en een blauwverver waren). Dat beluikje bleef bestaan tot rond 1882 toen de huisjes omgebouwd werd tot een geheel ten behoeve van de school.

In 1882 werden er ook plannen opgemaakt om een groot neogotisch pand te bouwen. Dit plan hield ook in dat de 2 bestaande huizen langs de Wijngaardplaats aan de hoek met het Bakkersreitje gesloopt werden, inclusief het huis van Louis Ryelandt uit 1857 naast de Wezenschool.

 

deze foto uit 1920 (beeldbank Brugge) toont de gevels die rond 1882 hun huidige neogotisch uitzicht kregen. Het linkerdeel is het pand met de 2 bouwlagen uit 1857, het rechterdeel is het pand met de 3 bouwlagen van de uitbreiding rond 1882

 

De familie Louis Bernard Ryelandt, eigenaar van het grote neogotisch pand, verkocht het pand in 1900 , volgens het kadaster van eigenaars, aan Leonie Segers (kloosterlinge) (de overste?) en "deelhebsters" (de kloosterlingen).

In 1898 werd achteraan richting Arsenaalstraat nog een uitbreiding verwezenlijkt over de de ondertussen gedempte stadsgracht die de grens vormde met de eigendommen van de voormalige Bogardenschool. De Dochters wilden de leerwerkschool voor meisjes verder uitbreiden. Eerst huurden zij daarvoor in 1900 een bestaand gebouw als werkhuis in de de Arsenaalstraat grenzend aan het Bakkersreitje.

Vanaf de 20ste eeuw werd in België de algemene beroepsvorming verder geprofessionaliseerd en groeiden de leerwerkscholen uit tot beroepscholen. Ook de Dochters van Liefde richtten een beroepschool op in 1908 en kochten daarvoor de percelen langs de Arsenaalstraat van de voormalige Bogardenschool (toen de stadsacademie). Ze bouwden in 1908 een groot neogotisch gebouw naast het werkhuis dat ze tot dan huurden.

 

 

helemaal links het huis dat de Dochters aanvankelijk huurden. In het midden de nieuwbouw van 1908, rechts een later gebouw van de stad met het beeld van H.Jozef boven de poort .

De Dochters hadden het groots gezien maar na veranderingen in de wetgeving in verband met de beroepsscholen rezen er moeilijkheden. De meeste kleine beroepscholen konden de onderwijshervormingen niet volgen. Alhoewel de beroepschool van de Dochters aanvankelijk succesvol was werd het toch geleidelijk afgebouwd om zich te concentreren op de Wezenschool. De Dochters van Sint-Vincentius stopten tenslotte noodgedwongen hun beroepsschool ook omdat ze geen diploma's meer konden afleveren. Na de oorlog rond 1949 verkochten de zusters het geheel langs de Arsenaalstraat terug aan de stad waar nu de SNT -school is ingericht.

In 1905 besloten de Dochters een kokschool voor de wezen te laten bouwen . Zij gebruikten daarvoor de ruimte langs het Bakkersreitje tussen het grote neogotischgebouw en de verbouwde huisjes van het beluikje. Het is gebouwtje met een relatief lange schoorsteen die men ziet vanaf de Wijngaardplaats aan de linkerkant.

Ondertussen was er behoefte aan een eigen ziekenhuis. Daarvoor huurden de zusters het huis op de Wijngaardplaats links van het Wezenhuis (C-939, huisnr Wijngaardstraat C10/33 huidig huisnr 35). In 1905 dienden ze een bouwaanvraag in om het bestaande huis om te bouwen.

(zie het huis hiernaast met de witte gevel)

Het huidige uitzicht is nog precies zoals het plan, ingediend in 1905. Dit huis is het woonhuis geworden voor de toen 3 overgebleven Dochters van Liefde, nadat het Weeshuis in 1975 ophield te bestaan. Het is nog steeds het tehuis van de Dochters van Liefde.

In 1962 werd het Weeshuis hervormd om deze tenslotte rond 1975 te sluiten. Tegenwoordig worden de wezen meestal geplaatst in gezinnen. In 1973 was het totale domein al verkocht aan de stad.

De stad Brugge richtte in de voormalige panden van de Dochters de vzw Binnenstad in. Die vzw is een gerenommeerd polyvalent begeleidingshuis voor bijzondere jeugdzorg.

De vzw begeleidt kwetsbare en moeilijke jongeren onder de 18 jaar die in problematische omstandigheden opgroeiden. Er zijn op de site meerdere leeftijdsgroepen en initiatieven. De vzw heeft ook op ander plaatsen in de stad initiatieven in verband met jongerenbegeleiding.

Hiernaast de kapel als polyvalente zaal voor vergaderingen en vieringen

Op die manier blijft de site sinds 1851 een plaats met een sociale en caritatieve bestemming zoals de eerste schenkers d'Hanins de Moerkerke en de Laage de Bellefaye het hadden gewild.

Om te eindigen nog een woordje uitleg over de beelden die boven de poortingangen van het oudste gebouw staan:

 

Het beeld van Sint-Vincentius a Paolo
boven de eerste ingang met een kind
in de arm, symbool van de zorg voor de wezen en vondelingen. In het voetstuk zijn de wapenschilden afgebeeld van de familie d'Hanins de Moerkerke en de familie De
Bie

 

Het beeld van de O.L.V. met de weldadige medaille, hier met de handpalmen naar buiten waaruit volgens de legende de stralen schoten naar de wereldglobe aan haar voeten (hier vervangen door slangen). In het voetstuk is het wapenschild van de familie de Laage de Bellefaye

 

Bronnen:

Archieven Kadaster, OCMW, stadsarchief, Rijksarchief

Beeldenbank Brugge

erfgoed Brugge: historische kranten

Kaart en Huis Brugge

Internet: algemene informatie

Bart Demuynck: het Bureel van weldadigheid

Koen Rotsaert: Brugge op de schoolbanken

Brugs Ommeland: 2005/3 Koen Rotsaert: Aanloop tot de schoolstrijd te Brugge
Brugs Ommeland: 2004/1 Koen Rotsaert: de Brugse fundaties onder vuur tijdens de Schoolstrijd
Brugs Ommeland: 1999/1 Koen Rotsaert: De eerste bewaarscholen in Brugge

Brugs Ommeland: 1990/4 Hilde Vanden Berghe: De onderwijspolitiek tijdens de 19de eeuw en het stedelijk onderwijs

Guillaume Michiels: Uit de wereld der Brugse Mensen: 1839- 1918.

Jaak Rau: Een eeuw Brugge deel 1 en 2

 

: