Wijngaardstraat , de Wezenschool, de Dochters van Liefde Sint_Vincentius a Paolo en hun werking,

De bewaarschool en de donatie d'Hanins de Moerkerke.

Aan het begin van de industriële revolutie op het einde van de 18de eeuw en het begin van de 19de eeuw werden ook de vrouwen ingeschakeld in het productieproces en stelde zich het probleem van de kinderopvang. Er bestond wel privé opvang tegen betaling (de zogenaamde vrouwenscholen), maar die waren veel te duur voor de arbeidersgezinnen. Bovendien was er geen eenvormigheid; het peil en de hygiëne waren bedroevend. Rond 1840 waren er een dertigtal van dergelijke "vrouwenschooltjes" met samen wel meer dan 100 kinderen.

Om daar een oplossing aan te geven ontstonden er "bewaarscholen" voor kinderen onder de 6 jaar (zoals de letterlijke vertaling van "école gardienne" uit het frans luidt, waar de kinderen in "bewaring werden gegeven"). Het initiatief voor dergelijke opvang kwam uit Frankrijk overgewaaid, het eerst in België in Verviers toegepast in 1836. De opvang in die instellingen werd kosteloos aangeboden,

Ook in Duitsland was er iet dergekijks aan de gang. Het was Friedrich Fröbel (1782-1852) die daar in 1837 een van de oudste bewaarscholen oprichtte op basis van een speelse leermethode : ze werden daarom ook wel Kindergarten genoemd of naar de methode ook Fröbelscholen.

In de bewaarschooltjes werd er ook elementair onderricht gegeven en natuurlijk mocht ook de christelijke opvoeding niet ontbreken. In Brugge nam kanunnik Charles Carton (1802-1863) het initiatief. E.H. Carton kocht enkele gebouwen op in de ondertussen verlaten abdij van Spermalie in de Snaggaardstraat voor het inrichten van zijn bewaarschool, waar in 1840 de eerste kostenloze bewaarschool werd ingericht.
Charles Carton is ook de stichter van het doofstommen - en blindeninstituut Spermalie.

De congregatie van de zusters van de H. Kindsheid van Maria , gesticht door E.H. Carton zelf, verzorgde de werking van die school. De school in Verviers stond model. Via de opvoeding van de kinderen beoogde Carton een positieve invloed op de ouders , ook op godsdientig vlak.

Hierboven een tekening van de bewaarschool in Spermalie ten tijde van E.H.Carton (Koen Rotsaert: Brugs Ommeland 1999/1)

 

Om de werking te financieren richtte E.H.Carton zich tot adellijke families voor geldelijke ondersteuning en fondsen . Hij richtte daarom in 1844 een Beschermcomité voor Bewaarscholen op onder het voorzitterschap van Marie-Thérèse d'Hanins de Moerkerke- de Bie. Het Beschermcomité nam ook een tweede bewaarschool onder zijn hoede, die opgericht werd door pastoor E.H. F. Van Coillie in de Sint-Gilliswijk. De beide bewaarscholen bereikten in 1845 al 289 kinderen en in 1847 541 kinderen. We mogen ook niet vergeten dat de jaren 1845-1855 moeilijke tijden waren voor Brugge. Dank zij de tussenkomst van het Beschermcomité konden de beide bewaarscholen in die barre tijden bloeien.

Het Beschermcomité voor bewaarscholen wilde ook voor de parochies OLV en Sint-Salvator een kostenloze bewaarschool oprichten. Het echtpaar Louis en Marie-Thérèse d'Hanins de Moerkerke- de Bie schonk daarom een pand dat ze bezat op de Wijngaarplaats aan de Commissie van de Burgelijke Godshuizen (CBG) met het doel er een bewaarschool in te richten onder het beheer van de Commissie van Burgelijk Godshuizen.

Er werd door het Beschermcomité een beroep gedaan op de congregatie van De Dochters van Liefde van Sint-Vincentius a Paolo om de schoolwerking te verzorgen.

**********************************************************************

Sint-Vincentius a Paolo

Vincentius werd geboren in 1581 in het gezin Depaul in het stadje Pouy in de Dax in Frankrijk. Vincent Depaul werd later, als heilige, Saint Vincent de Paul genoemd of naar het Italiaans Vincentius a Paolo (soms ook a Paulo). Hij werd in 1600 tot priester gewijd. Tijdens een zeereis werd hij door Turkse zeerovers gevangen genomen en als slaaf verkocht. In 1609 wist hij te ontsnappen. Om die reden spande hij zich later ook in voor de bevrijding van slaven en opvang van gevangenen.

Als pastoor te Clichy zag hij veel armoede en ellende en om hun lot te verbeteren richtte hij in 1617 de Broederschap van de Liefde op. In 1625 richtte hij in St-Lazare, Parijs, de Congregatie van de Missie op (de Lazaristen). Hun doel was zieken verplegen en armen bij te staan bij hen thuis, maar ook hen te bekeren(missie).

In 1633 stichtte hij samen met Louise Maurillac de congregatie van de "Dochters van Liefde". Het werd de grootste zusters organisatie wereldwijd van de katholieke kerk. Ze vallen overal op door hun wijde kappen.

Zij breidden hun missie sinds 1638 ook uit naar het opvangen van wezen en vondelingen en het geven van onderwijs aan de armen. De Dochters van Liefde zijn nu in 94 landen actief . Hun hoofdhuis is het huis in de rue du Bac in Parijs. De Dochters van Liefde (ook soms de zusters van Sint-Vincentius a Paolo) genoemd zijn niet te verwarren met de Sint-Vincentius verenigingen (zie verder), maar ze gaan beide terug op de boodschap van Sint-Vincentius a Paolo.

   

Sint-Vincentius overleed in 1660. In 1737 werd hij heilig verklaard.

Sint-Vincentius verenigingen volgden zijn spoor in caritatieve en liefdadige verenigingen. Sinds 1638 breidden zij hun missie ook uit naar het opvangen van wezen en vondelingen. Sint-Vincentius werd ook de patroonheilige van menig weeshuis en ziekenhuis. Hij is ook de patroonheilige van de congregaties van de Boeders en Dochters van Liefde. In 1833 werd onder impuls van Fréderic Ozanam de internationele Sint-Vincentiusvereniging opgericht. De tak in België werd in 1842 opgericht. Nu telt de vereniging 800.000 leden verspreid over 150 landen.

Vele congregaties "Dochters van Liefde" hadden ook een speciale devotie voor de "O.L.V. van de Wonderbare Medaille"

Die devotie is ontstaan door de wonderbare verschijningen van O.L.V. aan Dochter van Liefde Cathérine Labouré in rue du Bac in Parijs waar de de congregatie een kapel had. Cathérine werd in 1806 in Faisans-les Moutiers geboren in een een arm gezin. Toen ze 9 jaar was verloor ze haar moeder. In 1830 trad ze in het klooster van de Dochters van Liefde in Parijs .

De eerste verschijningen begon al halfweg 1830. Daarin zei O.L.V. dat de congregatie van de Lazaristen en de Dochters van Liefde opnieuw georganiseerd moesten worden, daar de regels niet meer gevolgd werden. Er zou een nieuwe congregatie ontstaan (cfr de internationale Vincentius vereniging 1833)

Enkele maanden later verschijnt O.L.V.opnieuw aan Cathérine. Ditmaal met een globe aan haar voeten en uit een diamant in haar handen wijzen stralen naar de globe aan haar voeten. De congregatie moet zich naar de ganse wereld richten. Terzelfder tijd verschijnt een letter M waardoor een kruis is gevlochten aan de voet waarvan er zich 2 harten bevinden: een met een doornkroon en een met een zwaard doorboord. O.L.V. gaf de opdracht medailles te slaan volgens dat symbool. Wie de medaille draagt zou grote genade ontvangen.

Beelden opde gevel van de wezenschool aan de Wijngaardplaats eren deze heiligen:

 

Beeld van Sint-Vincentius a Paolo boven de eerste ingang met een kind in de arm, symbool van de zorg voor de wezen en de vondelingen. In het voetstuk zijn de wapenschilden afgebeeld van de familie d'Hanins de Moerkerke en de familie De Bie

 

Beeld van de O.L.V. met de weldadige medaille, hier met de handpalmen naar buiten gericht waaruit de stralen schoten naar de wereldglobe (hier echter de slang?). In het voetstuk is het wapenschild van de familie de Laage de Bellefaye ingewerkt

 

Beeld van het H.Hart van Jesus Christus in de zijgevel langs het Bakkersreitje. Het gaas aangebracht tegen de vervuling door de vogels verdoezelt wat het beeld.

 

De Dochters Van Liefde wereldwijd

De Dochters van Liefde zijn een vereniging (compagnie) met een jaarlijks gelofte in tegenstelling tot de reguliere zusters die geloften afleggen voor het leven. Zij hebben geen (slot)klooster, geen orde regel, geen habijt. Sint-Vincentius omschreef hun gemeenschap als volgt: als klooster hebben zij de huizen waar mensen ziek zijn , als kapel hebben zij de parochiekerk, als slot hebben zij de straat, als tralie de eerbied voor God, als sluier hebben zij hun ingetogenheid.

Het is dan ook niet te verwonderen dat de voornaamste gelofte de dienst aan de medemens was, en niet vanuit een klooster maar bij de mensen thuis. De Dochters van Liefde zijn in 94 landen actief. Later is men in het normale taalgebruik de Dochters ook Zusters gaan noemen (in vele officiële documenten spreekt men van zusters of zusters van Sint-Vincentius), hun tehuis ook klooster, hun vereniging ook congregatie en hun religieuze beleving ook regels maar het blijft essentieel dat ze niet behoren tot een van de georganiseerde ordes zoals de Benedictijner orde of een parochiale congregatie. Sint-Vincentius zou ook niet de bedoeling gehad hebben om een congregatie of kloostergemeenschap op te richten.

 

De Dochters van Liefde hadden wel een heel typische brede kap (foto van Dochtervan Liefde Elisabeth van Sint-Vincentius a Paolo uit 1953). Enige tijd later werden die kappen afgeschaft omdat de kinderen die door die Dochters werden begeleid niet graag hadden dat ze op die manier duidelijk gestigmatiseerd werden als weeskinderen.

***********************************************************************

De Dochters van Liefde op de Wijngaard plaats .

De bewaarschool

Daar de Dochters van Liefde van Sint-Vincentius ook instonden voor thuisverzorging van armen werd in Brugge naast het Beschermcomité voor de Bewaarscholen een nieuw beschermcomité ingericht met als voorzitster mevrouw Van Outrijve d'Ydewalle-Van Severen. Dat comité zal instaan voor de Dochters van Liefde die ook meekomen voor de thuisverzorging van de armen. In 1852 kon de organisatie van enerzijds de kosteloze bewaarschool en van anderzijds de thuisverzorging verzoend worden en kon de bewaarschool op de Wijngaardplaats in 1852 eindelijk starten. Het onderhoud en betaling der Dochters werd door het Bureel van Weldadigheid geregeld. De begeleiding van de Dochters gebeurde door een akte van inwendige orde, opgesteld met het Beschermcomité. Dat Bureel vroeg ook aan de Dochters van Liefde om een soepbedeling in te richten, zoals bepaald bij testament in het legaat van Marie d'Hanins de Moerkerke- De Bie: het is waarschijnlijk dat deze bedeling hen de bijnaam van papnonnetjes heeft bezorgd. De nog 53 betalende "vrouwenschooltjes" verdwenen uit het beeld ten voordele van de 5 grote bewaarscholen, die samen in 1854 1023 kinderen telden..

De Wezenschool

De Dochters van Liefde begonnen in 1854 met een wezenschool in een gebouw rechts naast de bewaarschool (C10-31 nu nr 3) dat ze huurden aan Auguste de Laage de Bellefaye. In 1856 werd dat pand herbouwd met 40 extra bedden voor wezen. Dat huis werd door Auguste de Laage de Bellefaye in een donatie, analoog als die van het echtpaar d'Hanins de Moerkerke. Het Weeshuis werd het huis "Maria Onbevlekt" genoemd. (in die tijd namen heel wat congregaties die devotie aan (zie de website pagina "de Walplaats, de Congregatie, samenvatting" of klik hier om direct op de pagina te komen). Later verhuisde de bewaarschool naar nieuwe gebouwen in het erf achter de huizen van de Wijngaardstraat en werden de wezen ondergebracht in het gebouw en de uitbreidingen aan de Wijngaardplaats.
Hieronder een foto uit 1900 : de kinderen poseren op de koer van het Wezenhuis. (foto Brugs Ommeland 1999/1). Op de achtergrond links de achtergevel van het grote neogotisch gebouw uit 1882. Rechts het gebouw achter de kapel .

Hieronder telkens een foto uit 1930 van de ganse groep wezen , zowel van jongens als van meisjes : het ging duidelijk om grote aantallen en de school stond dus open zowel voor jongens als voor meisjes , weliswaar gescheiden zoals het in die tijd paste.

De lagere meisjesschool en de leerwerkschool

Er bestond in Brugge al in 1510 een meisjesschool door de stad opgericht voor weesmeisjes en ook voor meisjes uit arme gezinnen . In 1518 verhuisde de school naar het voormalige Sint-Elisabethklooster in de Ezelstraat, vandaar de naam voor deze meisjesschool: de Sint-Elisabethschool.

Scholen voor meisjes uit arme gezinnen kwam over het algemeen veel later op gang dan de jongensscholen. Bovendien was het onderricht in de jongensscholen meer gericht op een beroep bijv de Bogardenschool in de Katelijnestraat 86-88 is aanvankelijk opgericht door de Broeders van Sint-Franciscus (Bogarden) voor het weverambacht. Bij de teloorgang van de weverij in Brugge nam de stad in 1513 de school over en werden weesjongens en jongens uit arme gezinnen opgeleid om ingeschakeld te worden als leerjongens bij de ambachten.

Meisjes daarentegen werden opgeleid om als dienstmeiden te dienen of in typische vrouwelijke taken zoals kantklossen, borduren, e.d. Daar er voor de vrouwelijke beroepen geen gilden of andere corporaties waren die in eigen gelederen opleiding voorzagen werden meisjes verder opgeleid in leer- en werkscholen.

Er waren ook vele private werkschooltjes die het niet altijd nauw namen met de opbrengsten van de werkjes. De opbrengsten moesten normaal terug geinvesteerd worden in de werking van de school. De stad hield een oog in het zeil.

In het algemeen waren de armenscholen het werkterrein van de geestelijken en nam het godsdienstonderricht er een grote plaats in. Ook vele kloostergemeenschappen richtten armenscholen op, gedeeltelijk ook om de opheffing van het klooster te vermijden onder de wetten van de Oostenrijkse keizer Jozef II. Ook parochiegeestelijkheid zette zich in om armenscholen op te richten. Het onderwijs in de parochiale meisjesscholen werden bijna altijd door zusters verzorgd onder leiding van een parochie geestelijke bijgestaan door een parochiaal schoolcomité . Die scholen werden gesubsidieerd door de stad (de zogenaamde "aangenomen scholen". Omgekeerd had de geestelijkheid een toezichtsrecht op het godsdienstonderwijs in de stadsscholen.

Ook de Wezenschool in de Wijngaardstraat bleef niet achter. De zusters van Sint-Vincentius richtten al in 1853 ook een meisjesleerwerkhuis voor snit en naad op aan de Wijngaardplaats. In 1863 werd een lagere meisjesschool opgericht en dit alles kostenloos onder het dynamisch leiderschap van Dochter van Liefde Adelaide Averlant.

In de schoolstrijd perikelen in 1881 moesten de zusters de bewaarschool ontruimen die door de familie d'Hanins de Moerkerke - De Bie en door Auguste de Laage geschonken werd aan de Commissie van de Burgelijke Godshuizen: de meisjes van het leerwerkhuis werden ondergebracht in het gebouw ernaast van de familie Louis Ryelandt dat in 1857 werd gebouwd ten behoeve van de Dochters van Liefde van Vincentius a Paolo. De Bewaarschool werd overgeplaatst naar de Walplaats (zie webpagina "Walplaats, de Congregatie samenvatting" of klik hier om onmiddellijk op de pagina te komen.). (zie ook de webpagina Wijngaardplaats, de donaties d'Hanins de Moerkerke en de Laage de Bellefaye en de schoolstrijd van de jaren 1880 of klik hier)

In 1887 konden ze na een uitspraak van de rechtbank van eerste aanleg opnieuw de gebouwen van de Commissie van de Burgelijke Godshuizen in gebruik nemen.

Ondertussen was in 1882 door de familie Louis Ryelandt een groot nieuw neogotische gebouw opgericht. Het werd ook "gesticht Maria Onbevlekt" genoemd.

In 1905 begonnen de zusters een kokschool voor wezen in een nieuw pand langs het Bakkersteitje .

Vanaf de 20ste eeuw kwam er een wetgeving om de algemene beroepsvorming te hervormen en groeiden deze leerwerkscholen uit tot beroepscholen. Ook de Dochters van Liefde van Sint-Vincentius a Paolo richtten een beroepschool op in 1908, langs de Arsenaalstraat. Maar de meeste kleine beroepscholen konden de onderwijshervormingen niet volgen.

Alhoewel de Beroepsschool aanvankelijk succesvol was werd het toch geleidelijk afgebouwd om zich te concentreren op de Wezenschool. De Dochters van Sint-Vincentius stopten tenslotte hun Beroepsschool omdat ze geen diploma's meer konden afleveren.

 

In 1962 werd het wezenhuis hervormd om deze tenslotte rond 1975 te sluiten. Tegenwoordig worden de wezen meestal geplaatst in gezinnen. In 1973 was het totale domein al verkocht aan de stad, behalve het pand Wijngaardstraat nr 35 (C-939) naast het Wezenhuis dat eerder als ziekenhuis was ingericht. Dat huis werd het woonhuis voor de toen 3 overgebleven Dochters. (zie het het huis hiernaast met de witte gevel, dit huis is nog altijd een tehuis voor de de Dochters van Liefde)

   

De stad Brugge bracht in de panden van de zusters de vzw Binnenstad in. Die vzw is een gerenommeerd polyvalent begeleidingshuis voor bijzondere jeugdzorg. De vzw begeleidt kwetsbare en moeilijke jongeren onder de 18 jaar die in problematische omstandigheden opgroeiden. Er zijn op de site meerdere leeftijdsgroepen en initiatieven. De vzw heeft ook op ander plaatsen in de stad initiatieven in verband met jongerenbegeleidng