Langs het Minnewater zelf was er ook een blekerij gevestigd. Het was de blekerij Anthone Banckaert en deze is gemakkelijk te situeren door het huisnummer C11/54 op het kadasternummer C957, en de bleekweiden op nummer C956.
Hieronder een afbeelding van deze blekerij en van de stadswatermolen aan het Minnewater geschilderd rond 1750. Rechts onderaan is het Minnewater en op de achtergrond zien we de Katelijnevest met de pas aangeplante boompjes. Links bovenaan zien we nog een glimp van de blekerij aan de Hongersnoodmolen met de bleekweiden waarop stroken blekend linnen liggen. Links onderaan zien we de stadswatermolen (1646-1800), te herkennen aan de woelige waterinstroom. Daarnaast liggen dan het blekershuis, looghuis en aanhorigheden.
De stadswatermolen is een volmolen die dient om wollen textiel te vollen, te verdichten. De stof wordt ook soepeler, steviger en duurzamer. Oorspronkelijk gebeurde vollen manueel door het kneden van het ruwe laken door volders met voetstampen in bekkens. In de stadswatermolen gebeurde het stampen door hamers aangedreven door een watermolen. Na het vollen is het laken nat en gekrompen. De stof moet dus gedroogd en opgespannen worden waarvoor veel ruimte nodig is. Vandaar de complementariteit met het bleken en het raamspannen. Een dergelijke molen is niet zeer rendabel, daarom is deze molen ook geen lang leven beschoren. Ze werd in 1646 ingericht en in 1800 wordt ze al ontmanteld.
Hieronder een detail van een stadsplan uit de 2de helft van de 18de eeuw. Het noorden ligt rechts. We zien dat de stadswatermolen op punt 1 is gebouwd over een stadsgracht aan de rand van het Minnewater, die enerzijds afwatert naar het bakkersreitje op punt 3, en anderzijds op punt 4 richting de Arsenaalstraat (Fonteinstraatje) op punt 2.
Anthone Banckaert kocht het terrein van de stadsvolmolen die rond 1800 stopte. Die werd gesloopt en de gracht ernaar toe werd ten dele gedempt en overwelfd. Hij weet ook het magazijn van de ondertussen gestopte fabriek van Pulinx te kopen, samen met de tussenliggende percelen, ten zuiden van dat magazijn langs het Minnewater, de "jardin" genaamd. Wanneer de gepachte blekerij en de bleekweide in zijn volle bezit gekomen zijn, is ons niet bekend. In de koopakte van 1858 van Eugene Felix de Wulf met de nakomelingen van Anthone werd hij als eigenaar betiteld. Aangezien Anthone in 1819 gestorven is, moet de aankoop voor 1819 hebben plaatsgevonden. Anthone had dus het ganse terrein onder het kadasternummer C957 in eigendom.
De blekersfamilie Banckaert wordt vermeld op de blekerij C11/54 aan het Minnewater sinds het einde van de 18de eeuw. Anthone (°1738) was de eerste Banckaert die als blekerbaas geregistreerd stond. Hij pachtte in 1790 de site die toebehoorde aan Franciscus de Meulenaere. Deze was in een veiling in 1773 eigenaar geworden van deze stadseigendom. De stad was al geruime tijd voor 1580 eigenaar van het perceel C957. Volgens de beschrijving in de veilingsakte bestond deze eigendom in 1773 uit een mooie blekerij met bijbehorende gebouwen aan het Minnewater. De beschrijving is niet te volgen zonder het kaartje hieronder.
Links ligt het Minnewater, onderaan de Katelijnevest, rechts de Bakkersrei en bovenaan de Arsenaalstraat. We gaan wat dieper in op deze beschrijving omdat sommige publicaties de beschrijving plaatsen aan de Brasserie du Lac waardoor ze dan ook de Faience fabriek van Pulinx verkeerd situeren.
Op de kaart is het omcirkelde nummer 1 de blekerij Anthone Banckaert, nummer 2 is blekerij Pierre Banckaert (later Jan Bekemans) en nummer 3 is de blekerij Antoon Banckaert (ook Hollebeke) met de Hongersnoodmolen. De blekerij van Anthone heeft kadaster nummer C957 voor het huis en aanhorigheden en C956 voor de bleekweide.
Uit de beschrijving: "De blekerij is gelegen tussen de waterloop waarover de stadsramen aan de noordkant staan (B), gemeten tot aan het zinken van de oever aan noordwesthoek en tot aan de muur van de paardenstal en de huizen van de ramen (C), waarin de gebouwen (A) van deze blekerij zijn geankerd. Aan de zuidkant tot halverwege de gracht (D) naast de blekerij (3) van Geeraert Hollebeke."
"In het oosten tegen de waterloop van de stedelijke korenmolen (= Bakkersreitje)(F) en in de zuidwesthoek (G) verhakend tussen de blekerij van Geeraert Hollebeke, gemeten tot aan de gracht aan de oost- en zuidkant (H) en met de westkant tot tegen de kaai van het Minnewater (J). Er is een vrije uitweg (de latere Minnewaterstraat)(K) via het erf van de volderij (= volmolen) door het hek tussen de muur van de paardenstal van de volderij en de grote poort (L) aan de Arsenaalstraat tussen het sashuis en het gebouw van de gleiswerkbakkerij (M) Pulinx."
De bleker Anthone Banckaert kocht tussen 1814 en 1817 het magazijn N en ook de tussenliggende percelen, ten zuiden van dit magazijn langs het Minnewater, de "jardin" genaamd, bij de veiling van het failliete gleiersbedrijf van Pulinx. Wanneer zijn gepachte blekerij en de bleekweide ook in zijn bezit is gekomen weten we niet, maar het zal ergens voor 1819, zijn sterftejaar zijn geweest. In de verkoopsakte van 1858 met Eugene Felix de Wulf en de nakomelingen van Anthone en van Anthone's zoon Johannes Petrus Banckaert wordt hij als eigenaar betiteld.
Anthone Banckaert (°1738 +1819) trouwt met Marie Vandaele (°1736 +1814). Ze bouwden er een tamelijk grote blekerij uit met 3 hulpblekers. Woonden bij hen in: zonen Johannes Petrus (Jean) (°1774 +1845), Antoon (°1777 +1832) en Pierre (°1780 -+1859), en zijn nicht Colette (°1796). Johannes Petrus verliet de blekerij in 1837. Pierre, ook bleker, trouwde met Jeanne Warnier (°1788). Hij nam de blekerij C11/56 aan de Arsenaalstraat in 1810 over.
Zoon Antoon, eveneens bleker, trouwde met Anna Moerloose (°1780). Ze kregen 3 kinderen: Anne (°1820), Sophie (°1821) en Antoine (°1823). Antoon stierf in 1832. Moeder Anna en kinderen verlieten de blekerij in 1841 om naar de blekerij van de Hongersnoodmolen (C11/39) te gaan.
Guillelmus (Willem) Spillebeen (°1788) kwam in 1834 naar de blekerij C11/54. Hij was getrouwd met Thérèse Vandenberghe (°1777). Ze hadden 1 dochter Marie (°1813). Hun nicht Christine (°1821) woonde bij hen in. Na de dood van Thérèse hertrouwde Willem met Mary Van Stockeren (°1807). Er kwamen later nog 2 dochters bij: Joanna (°1825) en Mary(°1848). Ze verlieten de blekerij in 1857 juist voor de verkoop van de eigendom aan Eugene De Wulf.
In 1861 kwam dan de familie De Scheemaker de uitbating van de blekerij verder zetten. Anna De Scheemaker (°1820) was de oudste en werkte als naaister samen met haar zus Mary (°1842). Henri De Scheemaker (°1838) was de linnenbleker. In 1863 verhuisden ze naar het Wijngaardplein 12 (C10/36). Deze familie die de ganse tijd tesamen en ongetrouwd bleef scheen voor het ongeluk geboren: ze maakten de teloorgang mee van de blekerij van Saison achter het Begijnhof en van deze blekerij waar ze naartoe kwamen. Het is ook de overgang van de lakenblekerijen naar de wasblekerijen.
Carolus Derudder (°1818) kwam al in 1863 de blekerij verder runnen. Hij was getrouwd met Melanie Lescrauwaet (°1813). Merk op dat de blekerij dan al eigendom was van de Familie De Wulf. Ze hadden een dochter Leontine (°1848) en 2 zonen Aldophe(°1851) en Alphonse (°1839). Adolphe trouwde in 1877 met Mathilde Veys en hadden 2 kinderen Albert(°1878) en Filomène (°1879).
Vorige pagina --- Volgende pagina
Klik hier voor de overige pagina's: