Deze blekerijen waren gelegen in het meersengebied tussen de Westmeers, het zuiden van Het Zand, de Boeveriestraat en de Begijnenvest. De evolutie van dit gebied ten zuiden van Het Zand met de vele bleekweiden zou totaal vertekend worden door de aanleg van spoorwegen dwars door de stad en de bouw van het station. Na de verplaatsing en afbouw van dat spoorwegstelsel kwam de aanleg van de Koning Albert I-laan. Het heeft een onomkeerbare splitsing en litteken veroorzaakt in het tot dan toe grotendeels gave beeld van de stad. Geen oorlog kon het zo schaden.
Er zijn 4 hoofdgebieden van de blekerijen te onderscheiden, hieronder weergegeven op de kadasterkaart van 1811. Let op de vele blekersgrachten die dit gebied doorsnijden.
A. Gebied tussen Westmeers en het Kapucijnenreitje. Een smalle strook waar zich uiteindelijk één blekerij bevond.
B. Gebied tussen Kapucijnenreitje en de Sint-Juliaansstadsgracht. Het gebied was eigendom van het Sint-Janshospitaal sinds 1198. Met de Sint-Juliaansstadsgracht bedoelen we hier de gracht die in een boog loopt vanaf het begin aan het Kapucijnenreitje ter hoogte van het Eiland helemaal naar de Gloribusstraat. De Sint-Juliaansstadsgracht is de grens tussen het gebied van Sint-Jan en van Sint-Juliaan. Het noordelijk deel palend aan het Zand was ingericht als raamland, voor het opspannen van net gevolde wolweefsels in de lakenindustrie van de middeleeuwen.
In 1618 verkocht het Sint-Jan een deel van dit noordelijk deel aan de paters Kapucijnen, palend aan het Zand. Het overblijvend noordelijk deel werd als raamland behouden. Het grasland gebruikte het Sint-Janshospitaal verder om koeien en ander vee te laten grazen, wat soms aanleiding gaf tot wrijvingen met de blekers.
C. gebied tussen de Sint-Juliaansstadsgracht en de Boeveriestraat. Het passantenhuis op het einde van de Boeveriestraat werd opgericht in 1290 door de Filles de Dieu uit Atrecht. In 1305 werden ze verenigd met de gildebroeders van Sint-Juliaans. De oostkant van de Boeveriestraat werd naar her Zand toe verder verkaveld onder andere voor het oprichten van godshuizen. Het grootste deel werd in 1623 ingenomen door de zusters Benedictinessen van Sint-Godelieve, die uit hun klooster in Gistel gevlucht waren wegens de aanvallen van de geuzen in die tijd. Ze werden bij de oprichting van hun nieuw klooster geholpen door de abt Vanden Zijpe van het Benedictijnerklooster in Sint-Andries. De Benedictijnen hadden hun refugehuis in de Boeveriestraat, schuin tegenover het nieuwe klooster van de Benedictinessen. Er waren geen blekerijen op het terrein van de benedictinessen dat begrensd was in het oosten door de Sint-Juliaansstadsgracht.
D. gebied tussen het zuidelijk deel van de Boeveriestraat in het westen, de Begijnenvest in het zuiden, de Sint-Juliaansstadsgracht in het noorden en in het oosten door het Capucijnenreitje. Het was eigendom van het Sint-Julianus passantenhuis (het latere dulhuus) sinds 1290. In het westen bevond zich het passantenhuis gelegen aan de Boeveriestraat. Het was een moerassig gebied waar zich de blekerijen van Sint-Julianus situerden.
Merkwaardige herkenningspunten (aangeduid met een cijfer)
Vorige pagina --- Volgende pagina
Klik hier voor de overige pagina's: