Er werden gerechtszaken aanhangig gemaakt bij de rechtbank van eerste aanleg enerzijds om de CBG in haar bezit en beheer van de donatie te laten bevestigen en anderzijds om de geldigheid van de wet van 1879 en het koninklijk besluit 1881 aan te vechten.
Auguste de Laage van zijn kant trok zijn donatie in per notariƫle akte in 1880, om de donatie te onttrekken aan de toepassing van de nieuwe wet, en werd opnieuw eigenaar van zijn deel van de Wezenschool. Er werd vastgesteld dat de kapel gebouwd werd op verschillende percelen en er werd een regularisatie geeist. In 1889 stond de kapel nog in het kadaster ingeschreven als gedeelde eigendom van de CBG en Auguste de Laage en kinderen. In 1892 werd de kapel verkocht aan de Dochters der Liefde van Sint-Vincentius a Paolo.
Op het kadasteruittreksel hierboven ziet u het nieuwe gecombineerde perceel nummer C942. Voorheen waren dit twee aparte percelen C942 en C943, die nu dus samengevoegd werden, omdat het nieuwe gebouw een eenheid was. Maar er bleven net zoals bij de kapel wel twee eigenaars van de gronden. In dit geval waren dat de Laage en Ryelandt.
De Dochters, in samenspraak met bisschop monseigneur Faict, namen ondertussen geen risico en wachtten de uitspraak van de gerechtzaken niet af. Ze begonnen de gebouwen te ontruimen. De Dochters hadden in overeenkomst met bisschop Faict afgesproken om de bewaarschool tijdelijk onder te brengen in het Congregatiegebouw van de meisjescongregatie O.L.V. Onbevlekte Ontvangenis. De weesmeisjes en de meisjes van de werkschool werden ondergebracht in het huis van Ryelandt - Van Naemen dat de Dochters huurden, naast het huis van de CBG.
In 1884 kwam er een katholieke regering aan de macht die met de wet Jacobs uit 1884 de wet van 1879 afschafte en nieuwe bepalingen invoerde die zeer nadelig waren voor het openbaar onderwijs. De liberalen reageerden furieus en de regering moest ontslag nemen.
Pas in 1887 kwam er een uitspraak van de rechtbank in eerste aanleg te Brugge over de eerder ingediende rechtzaken. In die uitspraak werd de wet van 1879 ongeldig verklaard en dus de wet 17 juni 1881 die erop steunde ook, en werd de CBG terug in het bezit gesteld van de donatie. De stad, in haar (opgelegd) beleid tegen de CBG inzake de donatie, werd in het ongelijk gesteld, wat de stad met haar katholieke bestuur wellicht niet betreurde, behalve dat zij ook de kosten van de rechtspeging moesten betalen. In andere rechtsuitspraken werd de CBG ook terug in het beheer gesteld van de legaten van het echtpaar d'Hanins de Moerkerke.
De Dochters keerden dus terug naar het Wijngaardplein en ondertussen waren ze ook niet stil blijven zitten en wilden verder uitbreiden. Zij wilden niet meer afhankelijk zijn van de politieke grilligheden. Er was voor die plannen meer ruimte nodig. Daarvoor richtten zij zich tot de familie Louis Bernard Ryelandt-Van Naemen. Louis Ryelandt had de Dochters al geholpen met de verhuur van het huis naast de Wezenschool. Hij stierf in 1877 maar zijn weduwe zette de ondersteuning van de werking van de Dochters verder.
Louis Ryelandt had intussen de 2 percelen aan de hoek met het Bakkersreitje ook weten aan te kopen. In die hoek was er ook een soort arbeidersbeluikje, op het kadasteruittreksel hierboven zijn dat de kleine huisjes rechts onderaan onder nummer C944. De laatste eigenaars, voor de aankoop door Ryelandt, waren een leerlooier, een garenfabrikant en een blauwverver. Dat beluikje bleef bestaan tot rond 1882 toen de huisjes omgebouwd werden tot een geheel ten behoeve van de school.
Vorige pagina --- Volgende pagina
Klik hier voor de overige pagina's: