Het straatbeeld is, gezien de kapel volledig is ingekapseld door de omringende gebouwen van het Sint-Jozefinstituut, van minder belang. Toch is het steegje in de Noordzandstraat (in de volksmond: "het Nunnegat") dat leidt naar de kapel wel straatbeeldbepalend en geeft het ook de historisch situatie weer zoals weergegeven op de kaart van Marcus Gerards. Het is daarom van belang in kader van het middeleeuws stratenplan dat dit steegje behouden blijft. Brugge had verschillende van die straatjes, waarvan er nog enkele bewaard zijn.
Historisch gezien is de kapel een pareltje. Zoals de heer Jozef Penninck, de bekende heemkundige het uitdrukte: “Heden ten dage herinnert enkel nog de verbouwde kapel aan de vroegere luister van het illustere ambacht van schilders, beeldenmakers en zadelaars van Brugge”. En Jozef Penninck vergeet nog de glazeniers te vermelden.
We hebben in deze pagina's aangetoond dat de kapel, gebouwd rond 1450, verbonden is met het wel en wee van de vermelde ambacht, inzonderheid die van de schilders. Ze doorstond de beeldenstorm maar kende dezelfde neergang als haar ambachten om na de strubbelingen van de franse bezetting weer opgang te maken als kloosterkapel van de zusters Colettienen en tenslotte van de zusters Jozefienen.
Verschillende kunstschatten hebben hun oorsprong in deze kapel en zijn nog bewaard in diverse musea van de stad, waardoor de band met deze kapel en haar ambacht nog in de herinnering blijft. Die band is belangrijk in het globale Brugs Verhaal. Er is ook de band met de de Bourgondische hertogen, die vlakbij in het Prinsenhof resideerden en de getuigenissen van de vroegste "toeristen" zoals Albrecht Dürer.
Op het gebied van architectuur is de kapel, meegaand met de toenmalige stijl in 1887 in een neogotisch kleedje gestoken, maar de fundamenten en de indeling bleven behouden. De neogotische kapel is behalve de indeling zeer representatief voor die stijl. Hetzelfde gold ook voor het interieur.
Ondertussen treedt wel enig verval op in de bedaking.
Het interieur werd echter in 1960 opnieuw aangepast aan de tijdsgeest en soberder ingericht, waarbij de bepaalde neogotische elementen werden verdoezeld maar niet vernield. Rond 2000, weer in het kader van de tijdsgeest van de ontkerkelijking werd de kapel ingericht als polyvalente ruimte zonder al te grote ingrepen. De meeste parafernalia zoals de authentieke beelden van de Calvarie uit de 17de eeuw werden wel verwijderd.
Om al die redenen is het wenselijk dat de kapel beschermd wordt, zodat een uniek stukje Brugge bewaard blijft als levende en blijvende herinnering voor de de generaties die nog komen. Het is ook wenselijk om bij de bescherming te voorzien dat bij een toekomstige restauratie van de polyvalente ruimte de kapel zo gerenoveerd wordt dat de bewaarde elementen van de neogotische kapel goed tot uiting komen.
Naschrift:
In een vrij onbekend handschrift van Cornelis Gailliard (° ca 1520, † Brugge 1563), wapenheraut van keizer Karel V, bewaard te Parijs dat diverse historische, genealogische, epigrafische en heraldische aantekeningen bevat, staan een reeks graf- en opschriften uit het Brugse Vrije of in Brugse kerken. O.a. deze:
Te Brugge int Schilders cappelle van Synte Luc in die groote blaue tomme: Cy gist noble homme Guillaume seigneur de Montbleru jadis conseillier du tres hault et tres puissant prince Charles duc de Bourgoingne conte de Flandres et son bailliu d’Auxerre qui trespassa à Bruges 1468 sur le xxviije jour en moys de jullet.
Ende hij was fondateur vander selve cappelle ende cappellerije Brugge, schilderskapel Sint-Luc: grafschrift van Willem, heer van Monbléru, raadsheer van Karel, hertog van Bourgondië, graaf van Vlaanderen en zijn baljuw te Auxerre, † Brugge 1468, 27 juli, stichter van deze kapel en kapelanij.
Bronnen:
Klik hier voor de overige pagina's: